DSASpeelgroep
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

DSASpeelgroep

Een forumpje voor onze spelersgroep.
 
IndexZoekenLaatste afbeeldingenRegistrerenInloggen

 

 Dagboek

Ga naar beneden 
2 plaatsers
AuteurBericht
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Dagboek   Dagboek Icon_minitimedi sep 25, 2007 10:54 pm

I De ontmoeting

Op weg naar een klein dorpje, en vervoerd door een vriendelijke koopsman, kwam ik plotseling een stel vreemde mensen tegen. Het eerste dat gebeurde was een plotselinge aanval op een enkele man. Hij werd tegen de grond gedrukt en geslagen. Hierop sprongen er plotseling meerdere mensen tevoorschijn - een man en een vrouw - die steevast in de aanval gingen. De vrouw had een prachtige grote valk, en de man had eeb lelijk houten masker waarmee hij zijn gezicht bedekte, waarschijnlijk met een goede reden, echter.

3 mannen sprongen bij mij op de kar en één ervan sloeg de koomman bewusteloos waarna hij een kistje stal. De twee andere mannen begonnen meerdere dingen uit te laden. Uiteindleijk stopte hij me een ziveren daler toe, in de hoop dat ik hem kon vergeven. Dit kon ik echter niet. Al bij al,...

Het was een ware slachting.

Maar één keer in mijn leven had ik zoiets meegemaakt en ik had gehoopt zo'n bloedbad nooit meer te hoeven aanschouwen. Vele rovers werden gedood en ik smeekte de man met het masker om op te houden met zijn slachting. Maar hij luisterde niet. Enkel de laatste man heb ik kunnen redden van een voorspoedige dood. Zijn wonden werden verbonden en hij werd op de kar gegooid, waarop we naar het volgende dorpje reden. Het was dichtbij de schaduwpas gelegen.


II Goed doorheen het kwade

Toen we aan kwamen gereden zagen we plotseling hoe een hand vanonder de struiken onze aandacht trok. Bij nadere inspectie ondervonden we dat de hand afkomstig was van een lijk. Het lijk was van een maan die pas 2 dagen dood was. We namen hem mee en reden verder het dorpje - genaamd Bloemendaal - in. We namen het lijk mee en gingen de herberg in. In die herberg zat tot mijn grote genoegen een Tsa-priester. Hij was geschokt bij het zien van het lijk dat ooit de naam 'Victor' had gedragen. Hij stormde weg naar de tempel die ik eerder had zien staan. Al snel ondervonden we dat 'Victor' niet de eerste was die was vermoord. We gingen op bezoek bij de moeder van een vermoord kind. Amper 7 jaar oud en al dood. Het was een schande. Enkel een monster kon in staat zijn geweest tot een daad zo slecht en gemeen. Het was hartverscheurend. Toen de moeder het nieuws van Victor hoorde was ze nog verdrietiger dan ze al eerst was. Uiteindelijk bleek het het beste te zijn dat we gewoon vertrokken.

Eerst en vooral moesten wee een slaapplaats vinden. Door mijn status als Tsa-priesteres mocht ik in de tempel blijven slapen. De Tsa-priester daar verwelkoomde mij met open armen. Maar er was iets aan hem dat mij verdacht maakte. Ik kon niet anders dan hem wantrouwen, hoe slecht ik dit ook vond van mezelf.

De tempel was niet erg groot. Er stonden vele gekleurde banken en een marmeren altaar. Er waren drie kamers, twee slaapkamers en één opslagplaats. De kamers waren altijd open, had de Tsa-priester gezegd. Als dit waar was zou het van pas kunnen komen. Mijn nieuwsgierigheid dwong me om vroeg of laat toch eens te gaan kijken in de opslagruimte.

De mensen van het dorpje geloofden blijkbaar in een feeëngodin. Misschien een beetje vreemd maar ik vond het beter dit niet te betwisten. Er werd gedacht dat de moorden waren gepleegd omdat de fee al maanden geen glinsterende dingen meer had gekregen. Dit verhaal leek mij eerder bijgelovige onzin maar we konden altijd eens gaan kijken. Toen het bijna begon te schemeren nam iedereen een fakkel en trok erop uit. Ik en de gemaskerde liepen gewoon mee, terwijl de valkenierster en de mompelaar door de bossen dwaalden, daar ze wensten niet gezien te worden. We kwamen uiteindleijk aan bij de plaats waar ze dingen gingen offeren aan de fee.

Het ding kwam tevoorschijn met veel geschitter en geschater. Het leek zeer hyperactief te zijn en had een zeer korte aandachtsspan. Ook was het niet al te snugger en enige vragen die eraan werden gesteld werden meestal niet beantwoord. Ze had de vervelende neiging steeds over haar zusjes te beginnen. De gemaskerde die met me mee was gegaan bleek er zeer door geïrriteerd te zijn, en op een bepaald moment nam ik het gewoon over voordat hij iets drastisch zou doen. Maar uiteindleijk moest ik opgeven en gingen we terug naar het dorp. Het was een kale reis geweest.

Toen ik terug de tempel binnenging was de Tsa-priester nergens meer te bekennen. Dees te beter! Mijn nieuwsgierigheid kon eindleijk zegevieren. Op de tippen van mijn tenen sloop ik naar de derde deur en probeerde deze zachtjes open te maken. Mijn ondervinding was echter - tot mijn grote verbazing - dat de deur op slot was. Zuchtend bereikte ik de constatatie dat ik geen keuze had. Mijn nieuwsgierigheid was niet te bedwingen. Ik had al een excuss klaar. Ik ramde de deur open en met een zwaar gekreun en gekraak brak deze los. Het was blijkbaar een heel oude deur geweest. Het kamertje stond vol met kratten.

Ik brak ze snel allemaal open en vond helemaal niets speciaals. Kleren, boeken, nog meer kleren. Niets dat mijn vermoedens kon bevestigen, en enkel het schuldgevoel dat ik de priester ooit had durven wantrouwen. Over de priester gesproken, deze stond plotseling in de deuropening te onderzoeken wat ik aan het doen was. Ik vertelde schaapachtig dat ik een geluid had gehoord en dat ik ging kijken of er niets mis was. Hij zei dat het niets was. Hij zou de volgende morgen de deur wel repareren. Hij ging terug slapen. Nooit eerder was ik zo opgelucht.

Nadat hij terug was gaan slapen kreeg ik een allerlaatste ingeving. Ik zou mijzelf hier later een pak slaag voor moeten geven maar ik waagde het om de kamer van de priester in te sluipen. Hij sliep zeer vast. Ik sloop door zijn kamer - denkend dat dit echt niet was wat een Tsa-priesteres hoorde te doen - en vond een wel zeer vreemde substantie op zijn tafeltje. Erop stond een kommetje met daarin wat water, en bebloede kleischerven. Mijn hart begon harder te slaan. Ik nam een scherf mee, stak hem in mijn zak en ging zachtjes de kamer weer uit. Ik kon mij herinneren dat de priester een wond had aan zijn hand. Dit kon misschien de volgende morgen worden opgehelderd. Niet echt gerust ging ik toch maar slapen.

De volgende morgen kwam ik tot de constatatie dat ik nog niet had gebeden tot Tsa. Daar maakte ik dus direct werk van. Na dit te hebben gedaan kwam de Tsa-priester ook zijn kamer uit. na hem goedmeorgen te hebben gewenst, vroeg ik hem direct naar zijn gewonde hand. Hij vertelde mij glimlachend dat hij zichzelf had gesneden toen hij houten diertjes aan het maken was. Als bewijs ging hij direct een houtje halen en begon te kerven. Ik wou hier geen minuut langer blijven. "Doe je mee?" Vroeg hij me, maar ik zei nee. Ik wou niet. Er was iets mis met deze man. Hij vroeg me of ik niet mee wou bidden. Ik vertelde hem haastig dat ik dat al had gedaan en snelde de tempel uit met de belofte dat ik nog terug zou komen.

Buiten ontmoette ik mijn toch ietwat vreemde reisgenoten en vertelde ze onmiddelijk wat ik had gevonden. Voor hen leek het een puzzelstuk te zijn dat ze nog net nodig hadden. Ze lieten me een boek zien met vulgaire plaatjes waar ik echt niet op in wil gaan. Het was afgrijselijk, en meer zeg ik niet. Ze hadden ook een bebloed mes gevonden onder het bed van Victor. Ook had er een bord op de tafel gestaan dat kapot leek geslagen te zijn. Al snel hadden we door dat de kleischerven die ik had gevonden afkomstig waren van het bord. Alles viel op zijn plaats.

We snelden naar de tempel om de priester ermee te constateren. Hij leek verrast ons met zovelen aan te zien treden en verwelkomde mij weer hartelijk. Ik voelde enkel afgrijzen voor deze man. Hij was een tsa-priester en had toch gedurfd een man te vermoorden. Hij gaf het toe. Hij gaf toe dat hij een moord had gepleegd. De gemaskerde van onze groep begon onmiddelijk een verhaal over hoezeer de priester wel niet een held was en dat hij iets geweldigs had gedaan voor het dorp. Ik kon mijn oren niet geloven. De priester zei dat hij zijn - 'onze' - godin niet meer voelde, en ik vond dat dit enkel zijn verdiende loon was.

Ik kon het niet geloven maar de groep heeft uiteindelijk de priester laten gaan. Hij was vertrokken naar de hoofdtempel om om vergiffenis te vragen. Ik verwacht niet dat hij die ooit zal krijgen. Als het aan mij lag had ik hem ook niet laten gaan. De gemaskerde had zijn paard aan de 'priester' gegeven, en zijn ezeltje in ruil genomen. Na een uur gewacht te hebben vertelden we alles aan de burgemeester. Mijn ongenoegen werd amper uitgesproken en zo konden we dan uiteindleijk verder trekken. Weg van dit verdorde oord. Ik kon enkel hopen dat het dorpje er ooit weer bovenop zou kunnen geraken. We kregen een brief mee, en een vrouw die we moesten begeleiden.


III De draak in de Schaduw

Op weg naar de schaduwpas werden we al snel op de hoogte gebracht van een draak die metaal vroeg als tol om oms doorheen de schaduwpas te laten reizen. De wapens van mijn reisgenoten moesten worden gewikkeld in doeken zodat deze niet konden worden meegenomen. De heer dwerg die bij ons was, wou eerst niet toegeven maar deed uiteindelijk toch wat hem gevraagd werd. Ook moesten we allen geld samenleggen om dingen van metaal te kopen voor de draak. Diegenen die een paard bezaten bonden diens hoeven in doeken, omdat de grond metaal opslokte. De schaduwpas was zeer donker, zoals de naam al impliceert. Door de hoogte van de bergen lag de grond constant in een schaduw gewikkeld. Op een gegeven moment moesten we zelfs met toortsen verdergaan.

Al snel werden we tegengehouden. Iemand vroeg ons tol om verder te gaan. De prijs die hij vroeg was verbazend weinig dus gingen we akkoord en betaalden. Het was eigenlijk een zeer kleine prijs. Maar toen we echter iets verder reisden werden we nogmaals gestopt. Dit keer door een geweide. Deze vroeg ons een belachelijk hoge prijs die we niet konden betalen. Na veel beraadslagen besloot de gemaskerde om zijn ezeltje om te ruilen voor geld en betaalde hierna de tol, ook voor ons. Ik zal toegeven dat hij zeker en vast zijn goede kanten heeft. Het was spijtig dat het ezeltje weg was. Het had heel kundig doorheen de bergen gereisd, in tegenstelling tot de paarden waarvan er één een been had gebroken, waarna het spijtig genoeg moest worden afgemaakt. Het was vreselijk maar niet onnodig...

Uiteindelijk hoorden we het geklapper van vleugels en verscheen er voor ons de draak. Hij had drie koppen maar was niet bepaald zo groot als ik me had voorgesteld. Hoe het ook zij, het beest was nog steeds gevaarlijk. Het liet ons de beeltenis zien van een man in een wapenuitrusting. de reden daarvoor is tot op heden nog onduidelijk. Het vroeg ons of we klaar hadden wat het verwachtte. We gaven hem de metalen voorwerpen die waren gekocht, door ze op de grond te leggen voor hem, en hij leek tevreden te zijn. De heer dwerg moest nog even moeilijk doen, maar ik denk niet dat de draak dit had opgemerkt. Zowel, dan is hij zeer vredelievend. Al bleef hij ons wel in de gaten houden terwijl we verder reisden door de schaduwpas.

Uiteindelijk kwamen we weer in het licht en we kwamen in de nabijheid van een dorpje, de schaduw uit.


IV Onze Opdracht

We gingen gewoon onze eigen weg toen we plotseling geschreeuw hoorden vanuit de bossen. “Aanvallen!” Riep een zware stem waarop een lichtere, schijnbaar lievere stem hetzelfde deed. Mijn reisgenoten namen hun wapens al in de aanslag, waarbij ik alleen maar kon zuchten. Toen kwamen uit het bos gereden: een klein meisje op een pony en een oudere man in tovenaarsgewaad op een paard. Iedereen liet zijn wapens zakken. Gelukkig. De twee vreemden kwamen snel naar ons toe gereden, tot ze vlak voor ons stilstand hielden. De oude man zei dat ze ons gevangen hadden waarna hij ons begroette met een vette knipoog. Iedereen snapte het opgezet spel en ging gewillig –de gemaskerde met iets meer tegenzin – met de twee mee. Ze gingen ons meenemen naar de vader van het meisje, die de vader van het meisje was. Dit was dan ook de reden dat we meegingen. We moesten tussen het meisje – genaamd Elise – en de oude man – genaamd Marcus – inlopen en werden zo geëscorteerd naar de baron.

Daar aangekomen stelde Marcus voor ons te begeleiden naar de baron, een aanbod dat we maar al te graag aannamen. We vertelden waar we vandaan kwamen, en wat er was gebeurd in Bloemendaal. Ook gaven we de brief aan de heer Willem Vantsteen. Hij vertelde ons ook een beetje over Marcus. Dat de maan een tovenaar was die zijn kunsten niet meer beoefende. Af en toe deed hij nog een paar helingspreuken op gewonden echter, en op een keer had hij blijkbaar Elise gered toen het meisje werd aangevallen. Er zou niets anders zijn teruggevonden dan een hoopje angst. Misschien een beetje schrikwekkend maar de heer Baron lijkt Marcus volledig te vertrouwen. Hij zei ook dat de man misschien zelfs meer van zijn dochter hield dan hijzelf. Maar misschien onderschat hij zichzelf. Een vrouw des huizes was nergens te bekennen…

We mochten bij de Baron verblijven die nacht en zelfs aanschuiven aan tafel. Hij wou nog iets met ons bespreken later die avond maar dat was voor later. Toen de kamers werden aangewezen kreeg ik – als Tsa-priesteres – een prachtige kamer, daar waar mijn reisgenoten er een mindere kregen. Uiteindelijk werd het eten opgediend. Elise kwam naast mij zitten. Het meisje had het masker van mijn reisgenoot opgemerkt, en wou dat hij er ook één voor haar zou maken. De gemaskerde stemde hier echter niet mee in. De valkenierster die ook naast mij zat aan de andere kant, vroeg of zij niet een masker voor haar kon maken. Elise was haar zeer dankbaar. In een poging verder te communiceren met Elise – ze kon het niet weten – vroeg ze of haar vader en ‘moeder’ geen hout konden geven voor het masker. De Baron werd lijkbleek. Het meisje had geen moeder meer. De vrouw was gestorven. De valkenierster voelde zich zeer schuldig. Maar ze kon het niet weten, het was niet haar schuld. Uiteindelijk had de baron haar geld gegeven om het hout te kopen dat hij nodig had. Ik merkte dat de gemaskerde geen al te goede indruk had van de magiër. Vreemd.

De Baron vroeg of we nu niet konden meegaan om te bespreken wat hij wou bespreken. We gingen akkoord maar Elise was er niet tevreden mee. Blijkbaar had haar vader haar beloofd met haar te spelen. Ik kwam snel tussenbeide door te zeggen dat ik wel met haar zou spelen. Toen dit was opgelost scheidden mijn reisgenoten en de baron zich van mij en ging ik met Elise mee naar haar speelkamer. Daar speelden we een beetje met haar speelgoed en mijn houten pauw tot ze moe werd. Ik las haar een verhaal voor tot ze uiteindelijk in slaap was gevallen. Iemand wees mij waar haar kamer was en daar legde ik haar te slapen, waarna ik weer weg ging. Ik moest niet lang wachten tot mijn reisgenoten weer terug waren gekomen. Blijkbaar hadden ze een opdracht gekregen. Ze gingen een paar rovers tegenhouden naar wat ik had begrepen. De gemaskerde vertelde me dat dit met woorden zou worden gedaan. Ik geloofde er niet veel van maar ik besloot geen ruzie te zoeken en gewoonweg mee te gaan, om te ernstige misdaden te voorkomen.


Laatst aangepast door op zo sep 30, 2007 10:45 pm; in totaal 5 keer bewerkt
Terug naar boven Ga naar beneden
Koen
Spelleider
Koen


Aantal berichten : 1920
Leeftijd : 36
Location : Schoten
Registration date : 24-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimewo sep 26, 2007 9:11 pm

Heel mooi, wacht met spanning op het vervolg.
Terug naar boven Ga naar beneden
http://www.yes-webdesign.be
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimezo sep 30, 2007 10:44 pm

V. HL

We wilden vertrekken, en blijkbaar wilden een paar mensen de vrouw in de keuken ontlopen. Dit lukte ze helemaal niet. Elise kwam nog afscheid van ons nemen. Ze liep in één lijn naar de valkenierster toe en gaf haar een houten diertje. Ze was hem waarschijnlijk dankbaar voor de belofte een houten masker voor haar te maken. Alles goed en wel, en uiteindelijk vertrokken we. Elise en Marcus escorteerden ons nog te paard. Maar al snel bleek dat mijn paardrijdtechnieken niet al te best waren. Mijn paard bak zijn been en moest worden afgemaakt. We gingen maar te voet verder en namen afscheid van Elise.

Voor ons spreidde zich een lang pad uit met aan weerskanten bos. De valkenierster en mompelaar gingen elk in een kant van het bos wandelen terwijl ik en de gemaskerde het paadje bewandelden. Het duurde niet lang voordat we een versperring tegenkwamen waar 3 mensen bijstonden. Twee mannen en één vrouw. Ze vroegen ons tol. Die tol bestond uit onze wapens. Voor mij was dat niet zozeer een probleem maar de gemaskerde had er niet zoveel zin in. Hij begon de mensen te bedreigen door te zeggen dat we misschien wel eens wat extra mensen in de bossen verstopt konden hebben zitten. Ze gooiden diezelfde bedreiging terug naar ons. Soms is de gemaskerde toch iets te impulsief. Het praten duurde niet lang meer.

Vanuit de linkerkant van het bos kwam er plotseling een speer gevlogen die één van de mannen doorboorde. Hij was op slag dood. Vanuit de rechterkant van het bos kwam een pijl die de vrouw neerschoot. Zij lag prompt in een coma. De laatste man vluchtte het bos in, de richting van de valkenierster uit. De gemaskerde ging hem achterna. Ik besloot mij bezig te houden met de vrouw. Ik kon haar misschien nog redden. Al snel kwam de gemaskerde weer terug. Het was wel duidelijk dat ook de tweede man nu dood was.

Ik sloeg erin de vrouw te stabiliseren. Ze was nog steeds niet wakker maar ze zou het overleven. Ik kon niets beters bedenken dan haar handen vast te binden. De gemaskerde legde haar op zijn paard en we konden verder trekken. Het duurde niet lang voor we nog een ‘rover’ tegen kwamen. Deze keer was het iemand met magische krachten maar ook hij werd snel… gedood. Hij had nooit een schijn van kans. Wat wel begon op te vallen was dat al deze rovers een rode riem droegen met daarop de initialen HL. Wat het betekende wisten we niet maar we zouden er later nog wel achterkomen… vermoed ik.

Het werd avond en we sloegen ons kamp op. De mompelaar en valkenierster kwamen uit de bossen om ons te vervoegen. De valkenierster had een masker gemaakt voor Elise in de vorm van een konijntje. Nabij ons was een klein beekje. We probeerden haar wakker te krijgen door water op haar gezicht te gooien maar dit hielp niets. Maar nadat ik haar wonden opnieuw had verzorgd, deed ze toch haar ogen open. We probeerden haar te ondervragen maar ze zei niets, repte geen woord en gaf niet toe. Tot ze echt iets ging zeggen. Enkel, ze had de gemaskerde beledigd. Dit was niet bepaald een goed idee. De bruut had haar bijna vermoord! Nu ja… Ze wilde en zou niets zeggen. De valkenierster besloot de gordel iets beter te bekijken. Ze was echter niet voorzichtig en werd gestoken door iets scherps. Al snel werd het duidelijk dat ze was vergiftigd. Ik sloeg erin – met de hulp van Tsa natuurlijk – haar terug te genezen. Het was maar op het nippertje maar het was gelukt. Hieruit konden we alleen maar afleiden dat deze mensen eerder zouden sterven dan iets vertellen. Mijn reisgenoten namen hier echter geen genoegen mee.

De gemaskerde begon takjes aan te scherpen. Ik probeerde nog haar iets te laten zeggen maar het lukte me niet. Het was op zich al een verloren zaak. De gemaskerde – ik weet gewoon dat hij het leuk vond – nam de takjes en ramde deze onder haar vingernagels door. Haar geschreeuw weerklonk door de bossen. Dit kon alleen maar mensen aanlokken. Weer was hij veel te impulsief. En het was nergens goed voor. Ze wou en zou niets lossen. Ze vertelde zelfs dat ze op dat soort dingen was getraind. Het leed dat deze mensen moesten doorstaan was gewoon ziek.

Plotseling hoorden we het gestamp van paarden. Voor ik het wist had de gemaskerde de vrouw vermoord en had de valkenierster mij onder een struik geduwd ter camouflage. Zelf ging ze ook onder een struik liggen met haar boog gespannen. Waar de gemaskerde naartoe was gevlucht wist ik niet. Blijkbaar waren het 4 ruiters. Op het eerste zicht leken het soldaten te zijn. Bijna had ik hen om hulp gevraagd maar toen viel op dat ook zij die rode gordels droegen. Was iedereen hier deel van die roversbende? Nogmaals werden de ruiters neergeveld, en gedood. Laat mij hier zeer duidelijk in zijn. Ik heb geen vinger naar ze uitgestoken. Ze hadden een brief bij zich. In die brief stond heel duidelijk dat op zoek moest worden gegaan naar een groepje van 4 personen.

Bij die 4 personen was er een Tsa-priesteres. Indien mogelijk moesten ze haar in leven laten. De andere 3 moesten worden gedood. De brief was gericht aan de befaamde HL.

Hoe wisten ze zo snel dat we naar ze op zoek waren? En waarom zagen ze zo’n kleine groep aan als zo’n groot gevaar? En wie is die HL?
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimezo okt 07, 2007 10:00 pm

VI De Geboorte

Om ons te kunnen voordoen als rovers, en zo dingen op een minder gewelddadige manier op te lossen, moest ik van tuniek veranderen. Mijn regenboogkleurig gewaad ging uit, en de ‘geleende’ kleren van een ongelukkig vermoord individu, gingen aan. Nu ja, wat moest, dat moest. Het was een aangename verandering. De gemaskerde (Thenaka Khan) deed zelfs een rode riem aan. Veel te gevaarlijk naar mijn mening als je ziet dat die dingen zelfmoordwapens waren, maar goed.

Het viel onmiddellijk op dat de mompelaar (Dydan), niet langer naast ons liep. Heel erg vreemd. Misschien was hij ergens in een put gevallen, samen met zijn paard. We hebben niet echt gezocht, want veel zouden we toch niet kunnen zien in het donker, en hij was sterk genoeg om voor zichzelf te zorgen. Dus hadden we geen andere keuze dan met ons drieën verder te gaan. Geen probleem. We hadden zeer veel paarden bij ons, en waarom dit nodig was, ik had er geen flauw benul van, maar ja. Ze zouden nog wel van pas komen zeker?

Na 2 uur wandelen, kwamen we een degelijk uitziend bospaadje tegen. We gingen hierop terwijl de valkenierster (Ayla) verassend genoeg met ons meeliep. Voor de verandering sloop ze eens niet door het bos. Misschien kwam dit door de paarden die ze meezeulde. Terwijl we er rustig liepen riep plotseling een stem dat we moesten stoppen. We stopten en Thenaka vertelde onmiddellijk dat hij ‘aan de kant van HL’ stond. De stem – die vanuit de struiken kwam - vroeg om bevestiging. Toen Thenaka deze domweg gaf, schoot er plotseling een pijl uit de struiken die zich plantte tussen de ribben van Thenaka. Hij leek er weinig door geschrokken echter. Ayla besloot terug te slaan met een pijl van haar boog en schoot deze af naar de struik. Een kreet liet blijken dat de persoon geraakt was. Ik hoopte dat hij niet dood was.

Ayla ging naar het individu toe, dat nog steeds achter de struiken zat en bleef langer weg dan zou mogen. Uiteindelijk echter, kwam ze terug tevoorschijn samen met een jongen van zo’n 14 jaar oud. Hij leek niet echt gewond te zijn. Des te beter. Misschien was hij enkel geschrokken. Thenaka legde hem alles uit – op een ietwat norse manier – tot de jongen het snapte. We vroegen of we mee mochten gaan naar hem thuis, maar dat kon blijkbaar niet omdat zijn moeder ‘pijn had’. Voor ik goed en wel wist wat er aan de hand was, had Thenaka mij aangewezen als de Tsa-priesteres die ik ben. De jongen begon onmiddellijk over hagedissen en kameleons te spreken terwijl dit duidelijk niet de ernst van de zaak was. Toen we hem vroegen wat er nu precies aan de hand was, vertelde hij wat er was gebeurd en al snel was ons duidelijk dat de vrouw aan het bevallen was. We konden daar best zo snel mogelijk naartoe gaan.

Toen we vroegen waar de vader van de jongen naartoe was, antwoordde de jongen dat deze de baarmoeder was gaan zoeken. Zeer vreemde woordkeuze om een persoon aan te wijzen, maar goed. Toen we eindelijk aan het huisje aankwamen hoorden we een vrouw gillen. Ik en Ayla gingen binnen, en iedereen ging ermee akkoord dat Thenaka misschien beter buiten kon blijven. Hijzelf had daar totaal geen problemen mee en zei dat hij wel op de paarden zou letten. Toen we naar binnen gingen, gingen we onmiddellijk kijken wat we voor de vrouw konden doen. Het bleek al snel dat het ongeboren kindje op een zeer vreemde manier geklemd zat. Een optie zou zijn de schedel van het kindje een beetje in te deuken, maar dat leek me veel te wreed. Om voor een betere oplossing te zorgen, en ons de tijd te geven deze te vinden, moesten we de vrouw haar weeën een beetje zien te bedaren.

Zo gezegd, zo gedaan. Ik en Ayla gingen naar buiten om het kruid ‘roodbos’ te zoeken. We gingen het bos in, in de hoop dat we het snel zouden vinden. Veel tijd hadden we niet. We zochten een tijdje toen ik Thenaka plotseling hoorde zeggen: “Gegroet, vreemden.” Ik was al blij dat hij – wie er ook was tevoorschijn gekomen – diegene niet onmiddellijk had aangevallen, maar echt begroet op een normale manier. Het duurde niet veel langer meer toen ik eindelijk het kruid vond dat we nodig hadden. Ik riep Ayla terug en we gingen terug naar het huisje waar we zagen dat Thenaka zijn wapens zat te slijpen, waarnaast het jongetje stond dat redelijk bang naar hem stond te kijken. Daarbij stonden nog een man en een nogal grote vrouw. Wat ze daar deden wist ik niet. Was die vrouw misschien de baarmoeder?

We hoorden gedeeltelijk het gesprek dat ze voerden. Het leek vredelievend genoeg. Ik moest de man vertellen dat de bevalling niet echt goed aan het gaan was. Het maakte hem bezorgd, maar ik kon niet liegen. Ik kon ook niet al te lang wachten. We gingen naar binnen en Ayla kookte het kruid dat nodig was. Terwijl ze dit deed ging ik weer even naar buiten. De man smeekte mij om zijn vrouw en kind te redden. Ik kon enkel beloven dat ik mijn best zou doen. Toen het kruid gekookt was hield Ayla het onder de vrouw haar gezicht waardoor ze in slaap viel. Ikzelf was er ook een beetje door bevangen, maar niet al te extreem.

We zochten naar een andere manier, waarop we het kind konden redden en het enige dat bij mij op kwam was de kalfszegen die ik kon uitvoeren. We wachtten tot de vrouw weer wakker werd en ik zorgde ervoor dat het wonder kon gebeuren. En dat deed het! Het kind, werd geboren, en het was een pracht van een meisje. Ik bracht het naar buiten naar haar vader, waarop hij onmiddellijk terug een glimlach op zijn gezicht kreeg. Hij vroeg naar zijn vrouw en ik kon hem vertellen dat zij in orde was. Hij vroeg of hij jaar mocht zien. Uiteraard mocht hij dat. Niet veel later kwam hij terug buiten en zei dat zijn vrouw haar dochter wou vasthouden. Ik gaf het kind terug, en zag hem weer naar binnen gaan.


VII De toren

Het vreemde vrouwschap dat er plotseling was bijgekomen werd ondervraagd. Ze vertelde dat de man haar had meegenomen na haar gevraagd te hebben of ze kon helpen rovers te verslaan. Ze had toegestemd en was meegegaan met de man waardoor ze hier aankwam. Het moet geen gemakkelijke situatie zijn geweest voor haar om het gezin van de man in hun huidige situatie terug te vinden. Haar naam was Eywin.

De man kwam wederom naar buiten en bedankte me nogmaals. Hij beloofde om offeringen te gaan brengen in de tempel van Tsa en gaf me drie berenvellen. Thenaka leek deze wel mooi te vinden. Hij zei ook dat hij vrouwen in het vervolg beter zou appreciëren. Uit wat ik begrepen heb uit dit alles is het in deze streek een zonde om een vrouw te helpen bevallen, als je een man bent. Daarom is er een ‘baarmoeder’ in het dorp die vrouwen helpt. Of dat is toch wat ik eruit begrepen heb. De man en de vrouw hadden samen besloten hun dochtertje Dana te noemen, afgeleid van mijn naam. Ik was vereerd. De man gaf ons ook nog wat proviand, genoeg voor twee dagen. Des te beter. We vroegen de man of hij rovers had gezien in het woud. Hij antwoordde dat hij er de laatste tijd geen meer had gezien, en ontsloeg Eywin onmiddellijk van haar diensten. Hij had ze niet meer nodig.

Toen we een aanwijzingen vroegen, zei hij dat er misschien wel iets te vinden was in een toren die ergens in het woud stond. Hij waarschuwde ons echter, want… er zouden wel eens spoken kunnen rondspoken. Thenaka lachte hier hard mee, en ik kon hier enkel stilletjes mee akkoord gaan. Spoken. Hoe belachelijk Er waren blijkbaar veel geluiden te horen, schimmen te zien, dat soort dingen. En alles was perfect verklaarbaar. Maar bange mensen jagen zichzelf nog meer schrik aan, en geloven enkel wat hun irrationele brein hen verteld. Maar ik dwaal af. We vroegen aan Eywin of ze niet met ons mee wou gaan, nu ze toch geen doel meer had. Ze stemde onmiddellijk in. Des te beter. Met de verdwijning van Dydan, konden we wel een extra paar handen gebruiken.

We begonnen te wandelen in de richting waar de man ons had gewezen. Het duurde maar een uurtje voordat we er effectief waren. De toren was redelijk groot en bestond uit drie verdiepingen. We wandelden de toren binnen en zagen dat de vloer bedekt was met stof. Toen Ayla binnenstapte, lieten haar voeten zeer duidelijke sporen achter. Er stond niet veel anders dan een trap. Ayla ging deze op en zakte bijna onmiddellijk door een trede. Dit bijna. Ze kon nog net achteruit springen. Hierop ging ze terug, nam een grote tak vanuit het bos en ging de trap weer op, elke trede nakijkend door de tak er eerst op te slaan. Toen ze uiteindelijk boven was had ze blijkbaar een draadje aangeraakt. Een luide schreeuw maakte duidelijk dat ze gewond was geraakt. Thenaka stormde de trap op, sprong over een trede die doorkrakte, en keek wat er aan de hand was. Ik snelde er ook achter aan en zag dat Thenaka aan het zoeken was naar de oorzaak van een pijl die vastzat in Ayla’s schouder.

Terwijl Thenaka zich zorgen maakte om de aanvaller, zorgde ik voor de wonde in Ayla’s schouder. Ik trok de pijl eruit en verbond haar wonde. Ondertussen had Thenaka ondervonden dat de aanvaller niet meer was geweest dan een val waar Ayla domweg was ingelopen. Een gespannen kruisboog had staan wachten tot iemand deze activeerde waardoor deze een pijl kon afvuren. Ayla was zijn doelwit geweest. Na eventjes rond te kijken, zagen we een touwladder hangen. Vreemd. We gingen verder naar boven, naar de derde verdieping, waarvan het dak open was. Stof was er hier niet. Alles was waarschijnlijk weggewaaid of weg geregend. In een grote pot zaten assen. Thenaka voelde eraan en constateerde dat de assen aan de bodem nog warm waren. Dit betekende dat hier onlangs nog iemand was geweest.

We besloten daar te wachten op wie er ook langs zou komen, nogmaals met het idee in gedachten een gevangene te nemen die zou spreken. Misschien was het betere iemand te vinden zonder rode gordel. Die zouden eerder spreken, dan doodgaan. Denk ik, toch. Ik wou Thenaka helpen met de pijl die nog steeds in zijn ribben vastzat en die hij er niet had uitgekregen. Hij leek het nog amper gemerkt te hebben, maar weigerde mijn hulp. Zelf trok hij de pijl eruit terwijl ik dan maar Ayla verzorgde. Daarna besloten we wie er waar zou gaan slapen. Ik en Ayla zouden gaan slapen op de twee verdieping, terwijl Thenaka en Eywin op de derde zouden gaan slapen. Maar voordat ik en Ayla naar de tweede verdieping gingen, fluisterde Ayla nog iets in het oor van Thenaka. Ik wil weten wat!

Het duurde niet lang voordat we werden wakker gemaakt door een luide knal op de planken boven ons. Wat was er nu weer aan de hand? Was er al zo snel iemand gekomen? Toen ik en Ayla de derde verdieping bereikten zagen we dat Eywin en Thenaka aan het vechten waren tegen twee rovers met de rode gordels. Had Thenaka echt nog nooit gehoord van onderhandelen? Waar hadden we de moeite voor gedaan ons om te kleden als hij toch niet gebruik maakte van de vermomming? Het was frustrerend. Thenaka zei dat de bandieten eerst hadden aangevallen, maar daar kon ik niets van geloven. Het gevecht duurde niet erg lang. De eerste bandiet werd gespietst, en wij werden overgoten door het bloed. Vreselijk gewoon. De tweede rover was al snel verlost van zijn wapen dat brak. Hij wou echter niet spreken, hij weigerde dit en… sprong uit het raam.

Ayla wou naar beneden om te kijken of de rover echt dood was en ging langs de touwladder. Ze had echter de pech dat er een houtje brak waardoor ze naar beneden stortte! Daarna had ze het geluk dat ze zich nog kon vastgrijpen aan een ander houtje. De pech bleef echter duren en ook dit houtje brak waarna ze op de grond stortte. Ik werd onmiddleijk mee naar beneden gesleurd door Thenaka waarna ik Ayla moest zien te stabiliseren. Dit lukte en ik genas haar nog een beetje van haar wonden. De volgende keer zou ze iets minder roekeloos moeten zijn. De rover die naar beneden was gestort was dood, net zoals de rover die nog boven lag. Er lag nog een rugzak die één van de rovers met zich mee had gedragen. Deze zat propvol hout, waarmee Thenaka een vuurtje maakte. Dit was misschien inderdaad het slimste.


VIII Verraad


Het duurde niet lang toen plotseling de man van voorheen aan kwam gereden. Mark, heette hij als ik het me nog goed herinner. Hij zei dat zijn vrouw niet meer was wakker geworden, en dat dit misschien kwam door de bevalling. Ik vond het een vreemd verhaal maar dit was geen moment om te twijfelen. Ik wou gaan helpen. Thenaka ging met mij mee, maar Ayla en Eywin verkozen om bij de toren te blijven. Ayla stuurde wel haar valk met mij mee. Waarom snap ik niet zo goed, maar ach. De man galoppeerde weg, maar ik en Thenaka vonden beiden dat we onze paarden hun benen niet moesten laten breken en volgden in een traag drafje.

Plotseling zei Thenaka dat ik met hem mee moest komen maar ik weigerde. Ik had nu even niet de tijd voor zijn complottheorieën. En dat was een grote fout. Plotseling zagen we hoe midden in het bos een draad was gespannen ter hoogte van ons hoofd. Mark had zich gebukt en was aan de nek van zijn paard gaan hangen terwijl het eronderdoor rende. Wij deden hetzelfde en werden plotseling tegengehouden door een groepje rovers die ons blijkbaar verwachtten… en Mark had hen verwacht. Ze gingen tekeer tegen de man, razend dat we maar met z’n tweeën waren. Mark legde uit dat Ayla en Eywin niet wouden meekomen. Op dit moment vloog Ayla’s valk terug weg. Veel bescherming had deze niet geboden.

De mannen bedreigden Mark, zeiden hem dat ze zijn vrouw en kind zouden misbruiken. Ik had al bij al toch medelijden met hem maar deed mijn mond niet open. Mijn gevoelens jegens de man waren te tweestrijdig op dat moment. Plotseling werden de mannen vervoegd door een tweede groep. De leider ervan leek niet al té kwaad, maar hypocriet tot en met. Hij vertelde ons dat ze eigenlijk redelijk vredelievend waren. Thenaka lachte er eens mee. Hij zei dat vredelievende mensen niet zouden dreigen met verkrachting. De leider leek hier niets van af te weten. Hij vroeg wie het bevel daartoe had gegeven. Een man stak aarzelend zijn hand op en werd plotseling neergestoken door de leider.

Ik vroeg onmiddellijk waar dat voor nodig was, waarom hij dat had moeten doen… hij verontschuldigde zich, niet voor de daad, maar omdat IK het had moeten zien. De sluwe vos. Ik wierp Mark een teleurgestelde blik maar hij zag het niet. Hij staarde gewoon naar de grond. Thenaka werd vastgebonden. Ik echter moest beloven dat ik niet zou ontsnappen, zo mocht ik zelf meelopen. Ik bleef echter in de gevarencirkel, bij Thenaka. Hij had dan misschien soms van die buien, maar ik wou hem daar toch niet moederziel alleen laten lopen. Hij had immers dit keer niet eens iets teruggedaan. Zijn wapen was afgenomen. Ik wou toch niet meer ontsnappen. Ik had het beloofd, op Tsa, dat ik het niet zou doen. Terwijl we liepen stelde de leider zichzelf voor als Hendrik Lagat. HL. Hij was helemaal niet de boeman die ik me had voorgesteld en zag er eerder frêle uit. Dit betekende echter niet dat hij geen macht had.

Hij bleef ons ervan te proberen overtuigen dat hij niet slecht was, dat hij plunderde en moordde omdat het nodig was. Ik en Thenaka waren het erover eens. Dit klopte niet. Je hebt altijd een keuze. En als je de keuze van moorden, plunderen, en uitbuiten maakt, dan ben je al zeker niet heel goed. Hij wou bewijzen dat hij goed was. Hij zou mild voor ons zijn. We zouden niet worden vermoord, maar worden gestuurd naar Al’Anfan. De slavenmarkt. De man was vreselijk. Dit was geen betere oplossing. Beiden waren slecht. Toen hij vertelde dat we zouden gaan met het schip, zei Thenaka dat hij nooit op een boot zou stappen. Ik wist niet dat hij angst had voor het water…, nu ja.


Laatst aangepast door op ma okt 15, 2007 12:10 am; in totaal 1 keer bewerkt
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimema okt 15, 2007 12:09 am

IX Het Ondergronds Complex

We kwamen aan op een open plek en stopten er ongeveer in het midden van. Een paar mensen grepen naar iets in het gras en hezen een verborgen luik op. Onder dit luik was een trap zichtbaar. We daalden deze trap langzaam af en kwamen in een kamer waar twee standbeelden met speren stonden. Ik hoorde hoe Hendrik de beelden toefluisterde: “Jolein le Freu” waarna een deur werd geopend zodat we naar binnen konden. Waar we nu terecht kwamen was een zeer grote ruimte, met fakkels aan de muren. Vele mensen dwaalden hier rond. Nu moesten ik en Thenaka zweren dat we niet zouden ontsnappen. Enkel Thenaka had geantwoord maar daar nam Hendrik blijkbaar genoegen mee. Hierna kregen we ieders een kamer toegewezen – onze kamers lagen naast elkaar – en Thenaka zou een geneesheer langs krijgen om zijn wonden te verzorgen. We mochten overal naartoe gaan, maar niet in de gang met de gouden valk. Dit hadden ze niet moeten zeggen. Ik ben immers veel te nieuwsgierig.

Maar goed. Ik en Thenaka zaten beiden in zijn kamer toen de beloofde geneesheer binnenkwam. Hij begon aan het proces, en trachtte een praatje te maken met Thenaka – sowieso al geen goed idee – door te zeggen dat Hendrik een groots leider was. Thenaka vloog hem direct in de nek door zijn eigen bevindingen te vertellen, waarmee ik enkel akkoord kon gaan. De geneesheer vroeg mij echter, als ik de keuze had iemand – ook al is die persoon een vijand – te genezen of te laten sterven, wat ik dan zou doen. Uiteraard antwoordde ik dat ik deze zou genezen. Maar ik zou nooit vrijwillig meedoen aan een bandietenorganisatie.

Uiteindelijk was de man gewoon weggejaagd door onze verwijten waarna we weer allen waren. Ik grijnsde een beetje toen ik Thenaka vroeg of we niet konden gaan kijken naar de gang met de gouden valk. Ik dacht dat hij onmiddellijk mee zou gaan. Maar hij twijfelde, en herinnerde me eraan dat we er niet mochten komen. Uiteindelijk kon ik hem toch overtuigen om mee te gaan. Toen we uiteindelijk voor de gang kwamen te staan, echter, zei Thenaka dat we het beter eerst aan Hendrik konden vragen. Ik ging akkoord alleen maar dat – mocht hij weigeren – we toch zouden terugkomen om te onderzoeken wat er zo geheim was in die gang.

We vroegen aan één van de vele kindjes die er rondliepen waar Hendrik nu eigenlijk was. De kindjes begeleiden ons naar een schermzaal. Af en toe trok een ongeruste moeder haar kind weg uit de groep die met ons meeliep. Ik kon dit wel begrijpen. Ze zagen ons als vijanden, en Thenaka zag er nu niet bepaald al te vriendelijk uit. Uiteindelijk kwamen we dan aan de schermzaal aan waar Hendrik een match aan het voeren was tegen een onbekende. Het was duidelijk een oefenmatch. De muren hingen vol met degens en schermwapens, waar Thenaka jammer genoeg – of misschien des te beter - niets mee kon doen. Hendrik versloeg zijn tegenstander met gemak en Thenaka was gepassioneerd door zijn kunde. Hijzelf wou de uitdaging ook aangaan. Er was echter het probleem dat hij niet zo kundig was met degens maar Hendrik zei dat hij echt niet Thenaka zijn oorspronkelijke wapen kon teruggeven, en dus moest hij maar roeien met de riemen die hij had.

Thenaka werd in de pan gehakt. Hij wou zijn nederlaag echter niet toegeven en bleef doorgaan waarna Hendrik hem wel moest bewusteloos slaan. Arme Thenaka. Voor het eerst had ik medelijden met hem. Nu ik eraan terugdenk, dit was een goede kans geweest om te kijken wat er onder zij masker zit. Nu ja, te laat. Hendrik en ik gingen akkoord dat Thenaka de laatste slag wel had uitgelokt, al vond ik de steek in zijn neus toch ietwat brutaal geweest. Plots vroeg Hendrik me doodleuk of ik me niet wou bezighouden met de kindjes hier. Hij leek me bijna te zien als een vriend die hij al jarenlang kende. Mooi niet. Voor wat, hoort wat. Ik zei dat ik instemde als, en enkel als, hij mij zou vertellen wat er nu precies in de gang van de gouden valk verstopt zat.


X. De gouden valk

Hendrik vertelde ons dat in de gang van de gouden valk de hoofdkwartieren zaten. En wat zat daar? Allerlei papieren, documenten, papieren die vertelden wie er gehuurd was en door wie zij waren gehuurd. Hendrik wou nog net zeggen “en ook een brief waarin,…” en toen brak hij af en verzocht me helemaal niet vriendelijk terug naar mijn kamer te gaan. Ik twijfelde even, want Thenaka lag daar maar, maar hij werd al weggedragen. Ik ging niet naar mijn kamer, maar de zijne en wachtte tot hij wakker werd.

Toen hij uiteindelijk terug bij zinnen was, vertelde ik hem wat er was gebeurd. Ik wou echt verder gaan onderzoeken. Thenaka stemde in maar wou eerst zijn zwaard terughebben. Nu ja, we vroegen aan een kindje om ons naar de wapenkamer te brengen. Hij toonde ons waar deze was en ging weer weg. Hij was op slot, uiteraard. Thenaka probeerde hem open te breken maar deed zijn voet pijn aan het ijzer. Ik dacht dat ik het maar eens moest proberen. Ik brak de deur met gemak open. Haha! Triomf. Thenaka greep zijn wapen van de muur, maar ik verwachtte wel een wederdienst. Thenaka – de slimme jongen – begreep onmiddellijk waar ik naartoe wou en beloofde mij dat hij zijn zwaard nooit meer onnodig uit zijn schede zou trekken. Ik weet niet wat het precies is, maar bij hem heb ik het gevoel dat een woord een woord is. Eindelijk heb ik hem overtuigd het een beetje kalmer aan te doen! Die dag was een goede dag.

De gang van de gouden valk wisten we zelf al zijn. We wouden er naartoe gaan, maar het probleem was, dat de gang zelf was verlaten, maar de omliggende gangen dan weer niet. Wat kon daar nu tegen gedaan worden? We keken rond en zagen twee tovenaar met elkaar discussiëren over de vorm van een spreuk. Ik mengde mij in het gesprek en ze schilderden mij onmiddellijk af als een onwetende. Ik zei dat ik enkel een grapje maakte waarop zij antwoordden dat je in deze plek al snel je humor verliest. Ja, blijkbaar! Uiteindelijk had ik door waar ze het nu precies over hadden. Ze zeiden dat ze kinderen combineerden met dieren. Dit kon maar één ding betekenen. Chimaren! De meest afschuwelijke, afschrikwekkende beesten ooit. Een wezen dat bestaat door de spot met het leven. En deze tovenaars experimenteerden hiermee!

Ik werd er kwaad om. Heel kwaad, maar veel kon ik niet doen. Veel wou ik immers niet doen. Uiteindelijk werd hun aandacht gevestigd op iets totaal anders: het zwaard dat Thenaka nu bij zich droeg! We zeiden snel dat Thenaka het wapen bij zich mocht dragen van Hendrik. De tovenaars vroegen vervolgens aan mij of ik instond voor Thenaka. Maar al te graag zei ik ja. Ik wou weg van hen. Ze waren vreselijk! Maar ze lieten ons verder met rust. Naar de gang gaan was niet meer te bereiken. Er waren te veel omstanders. We gingen dus maar terug naar onze kamer.


XI Reünie

We zijn naar Hendrik gestapt. We wouden niet naar de slavenmarkt. We vroegen of we niet konden helpen met iets zodat hij niet langer hoefde door te gaan met het leven dat hij leidde. Niet dat ik vond dat hij het kon rechtvaardigen, maar kom. Hendrik brak los. Hij overspoelde ons plotseling met informatie die we maar al te gretig opnamen. Hij vertelde dat hij de leider was van het plan van de lotgevallenen. Hij was ooit een edelman geweest, had macht, en de vrouw van zijn leven. Toen kwam iemand – genaamd Bertois – naar voren en stootte hem van deze troon. Deze Bertois – zei Hendrik – was een vrouwenloper, en was blijkbaar aan de haal gegaan met zijn geliefde Jolein. Het heerschap was blijkbaar goed bevriend geweest met de marktgraaf. Bertois had blijkbaar vele kinderen vermoord en Hendrik’s initialen op de muur gezet, in hun bloed. Maar moesten we dit geloven?

We zeiden dat we hem zouden helpen. Dat we Hendrik zijn plaats zouden terug te geven door de waarheid aan het licht te laten komen. Hendrik dacht er even over na en zei dan dat Thenaka kon gaan. Als hij binnen de week niet terug was zou ik vermoord worden. Maar zo niet eh! We gingen geen van beiden akkoord. Uiteindelijk hebben we hem kunnen overhalen ons beiden te laten gaan. Goed. Thenaka vroeg of we de twee vrienden die we normaal bij ons hadden niet mochten roepen. Hendrik leek niet geamuseerd maar liet ons begaan. We gingen voorbij de standbeelden, de trap op, deden het luik open en riepen naar Ayla en Eywin. Maar dit tevergeefs, spijtig genoeg. We gaven het op en gingen terug. Dan maar zonder hen.

Nu ja, toch niet. Het duurde niet lang toen we plotseling een soort van bijeenkomst aanschouwen aan de poorten. Iedereen stond rond een bepaald iets of iemand. Ik moest zien wat er gebeurde. Het was Ayla! Ze was dodelijk gewond maar de geneesheren van het ondergrondse waren haar al aan het helen. Ik vroeg me af wat er was gebeurd. Toen Ayla ons zag deed ze alsof ze ons niet kende! Dit was helemaal niet nodig wist ik, en ik probeerde haar dit duidelijk te maken… dus veinsde ze maar geheugenverlies. Ze was geen goede leugenaar, echt niet. Ze zou het vertrouwen dat in ons was gesteld weer kwijtspelen op die manier! Uiteindelijk kwamen we met zijn allen in haar kamer en er werd haar uitgelegd wat er nu eigenlijk aan de hand was. Goed, ze wou nog mee doen. Ze speelde plotseling open kaart en zei dat ze dat toneelstukje had opgevoerd om ons te kunnen helpen ontsnappen. Waarom zo openhartig?

We misten wel nog iemand. Iemand genaamd Eywin. Waarom deze Ayla had gedropt en dan weer was weggevlucht was mij een raadsel. Thenaka riep haar, en bleef haar roepen, maar het hielp niet. Eywin kwam niet opdagen. Uiteindelijk echter, merkten we dat ze er toch stond, en we probeerden haar te overtuigen mee naar beneden te komen. Ze wou echter niet. Ayla zei dat zij ging proberen Eywin mee te krijgen. Dit lukte haar, en toen ze terug beneden kwamen zei Ayla “Dag Boron” tegen Thenaka. Vreemde personen. Zeer vreemd. Eywin had niet veel uitleg nodig, die ging wel gewoon mee. Ayla, met haar grote mond begon weer een conversatie met Hendrik, en beledigde hem door iets te zeggen over hoe het een eer was dat zijn vrouw hem bedroog of zoiets. Heel vaag. Hendrik werd natuurlijk heel kwaad en we moesten hem bedaren. Ayla moet nog leren soms haar mond te houden.

Voor we vertrokken echter, gaf Hendrik, Thenaka een ferme stoot. Waarom? Omdat hij de deur van de wapenkamer had opengebroken… . Toen Thenaka zei dat ik het had gedaan lachte hij hem alleen maar uit. De arme jongen. Toch bleef ik stilletjes zwijgen.


XII De baron

De reis was twee dagen rijden in totaal. We besloten om eerst nog naar de baron te gaan. We moesten ons namelijk als adel voordoen, en een wagen zou daar bij helpen. Ook zouden er op die manier geen ongevallen meer gebeuren met de paarden. We kwamen er toe en werden er hartelijk verwelkomd. Ze waren ons blijkbaar nog niet vergeten. We vertelden de baron wat we hadden meegemaakt. Hij vroeg ons wat we nodig hadden om onze reis te vervolgen. Toen we vroegen om een kar, maar de baron legde ons uit dat – doordat hij leefde nabij de bergen – er helemaal geen karren te koop waren. Dus vroegen we om een paar dukaten. We vroegen er zo’n 450, en we kregen er 500. We moesten het maar gaan vragen aan de penningmeester.

We kwamen de schatkamer binnen en zagen dat we omringd waren door kisten in alle groottes en maten. Allemaal tolgeld. Ik vond het toch niet zeer aanvaardbaar maar kom. We kregen één van de kleinere kisten en Eywin en Thenaka droegen deze. We wouden normaal gezien onmiddellijk weer weggaan, maar er werd aangedrongen dat bleven eten. Nu ja, goed. We hadden immers 500 dukaten gekregen! We zaten aan tafel met de rest en zagen dat er nog twee tovenaars zaten. Deze twee waren Jimmy en Hendrix genaamd. Veel hadden ze niet te vertellen. Ze waren blijkbaar ook niet van plan om te blijven. Ayla gaf Elise haar konijnenmasker, waar ze dolblij mee was. Gelukkig zei Ayla dit keer geen domme dingen.

Na het eten, vroeg Elise aan mij of ik niet weer met haar wou spelen. Uiteraard wou ik dit doen. We speelden een beetje toen Elise begon te vertellen over wat er gaande was in het huis. Blijkbaar kwamen er ’s nachts ‘enge’ mannen binnen. Torwalers. Ze hadden bebloede zwaarden en zagen er sterk en gemeen uit. En dit gebeurde blijkbaar frequent en niet maar één keer. Waarom wist Elise echter niet. Dit was voor mij een reden om de baron niet langer te vertrouwen. De baron of… Marcus, die mij stiekem alles lijkt te leiden vanuit de schaduw van de baron. De waarheid komt uit een kindermond, en ik vertrouwde Elise erop de waarheid te spreken. Het duurde niet lang meer voor Elise wou gaan slapen, dus bracht ik haar naar haar bedje, vertelde nog een verhaaltje, en vertrok dan naar mijn eigen vertrekken.

De volgende morgen kwam Ayla me een regenjas brengen. Ze zei dat het zou gaan stormen. Hoe ze erbij kwam, gaat mij te boven. Maar ach. Het was vriendelijk van haar om ook aan ons te denken. Voor we allemaal vertrokken echter, kregen we nog veel proviand toegestopt door Indra. Alle ‘beetjes’ helpen!
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimema okt 22, 2007 8:13 pm

XIII De gouden eik

Ayla had gelijk, al verwonderde dit me niet meer. Het was inderdaad zwaar aan het stormen. Ik was blij dat hij die regenjassen was gaan halen. Wonder boven wonder kwam ook Dydan weer boven water, bijna letterlijk. Hij was inderdaad in een put gevallen. Deze werd verlengd met een tunnel die hij had gevolgd om toevallig aan te komen waar wij toen waren. Ik wou net de uitgang markeren toen ik merkte dat de tunnel was ingestort. Daar ging onze kortere weg. Vreemd genoeg was Eyvin plotseling nergens meer te bekennen. Ach ja, zij zou ook wel weer ergens opduiken zeker?

We moesten ergens zien te overnachten, en dit in het woud. Geen enkel probleem. Allevier ozuden we een paar uurtjes de wacht houden. Ik moest als laatste, verzekerd van mijn uithoudingsvermogen. Ja, toen nog wel. Halverwege viel ik in slaap. Toen ik even later terug wakker werd door het geritsel van iets nabij Ayla probeerde ik haar wakker te roepen. Ze reageerde niet, en ook de anderen werden niet wakker. Ik wou dat ik zo vast kon slapen. Ik bedacht snel een andere oplossing en raapte een steen van de grond. Met een meesterlijke worp, wierp ik de steen vlakuit tegen Ayla. Dit werkte wel. Ze werd wakker en merkte het ding op dat bij haar rondscharrelde. Ze greep het en wierp het mijn kant uit maar miste grandioos. Was ze misschien boos op mij door die steen?

Toen een bittere en zeer sterke geur de nachtlucht plotseling volgde had ik door dat het beest een stinkdier was geweest. Hierdoor werd de rest ook wakker. Al snel werd er gemerkt dat er aan de proviand was geknabbeld. Plagend stak ik de schuld op Ayla, maar die kon er niet mee lachen. Een ochtendhumeur misschien? We trokken uiteindelijk verder en kwamen aan in een klein dorpje. We zagen onmiddellijk een herberg genaamd ‘De gouden eik’. De reden voor deze naam bleef niet lang achter toen we merkten dat de ganse herberg was gemaakt uit eikenhout. Zeer sterk dus. Onze paarden lieten we op stal zetten waarna we de herberg binnenstapten. Daarbinnen zagen we twee soldaten aan een tafeltje zitten. Wij vieren namen aan een andere tafel plaats. Toen we voorbijkwamen, keken de soldaten ons vrij nors aan. Ik kon me niet indenken waarom. De eigenaar van de herberg kwam naar ons toe en vroeg wat we nodig hadden. We vroegen om een kamer en versnaperingen. We kregen twee tweepersoonskamers. Goed, dit betekende dat ik bij Ayla zou slapen, en Dydan bij thenaka.

Mijn drie reisgenoten bestelden bier. Ayla en Dydan een kroes, Thenaka een kan. Ik had genoeg met een wijntje. Nieuwsgierig als hij was, ging Dydan met de twee soldaten praten. Ayla volgde – waarschijnlijk om op hem te letten – waarna Thenaka dit ook deed. Ik had er geen zin in om alleen te blijven zitten en volgde dus ook maar. De soldaten vertelden dat ze naar Bentois gingen om te kijken of deze hun zwaarden nodig had. Wij zeiden dat we naar dezelfde plek op weg waren, en toen boden ze ons prompt aan om hen te vervoegen. Ik twijfelde maar wachtte af op wat de rest dacht. Toen Ayla me naar mijn mening vroeg, besloot ik echter dat het wel handig kon zijn. We wisten trouwens niet waar Bentois woonde en de twee soldaten hoogstwaarschijnlijk wel. Dus stemden we in.

De soldaten gingen hierna naar hun kamers, en groetten ons. Ze verwachtten duidelijk ons terug te zien. Dydan was nogmaals veel te nieuwsgierig en ging luisteren aan de deur van de soldaten. Wat hij juist hoorde weet ik niet, maar hij was zeer geïnteresseerd. Ondertussen ging Thenaka een wandeling maken. Vreemd. Dat was niet bepaald een activiteit die ik Thenaka direct zag doen, maar ach. Ik besloot te wachten tot wanneer hij terug zou komen. Het duurde niet lang voordat Dydan naar beneden kwam, kort voordat Thenaka terug binnenstormde. Hij zei dat er rovers aankwamen, en dat we moesten vluchtten. Ik geloofde hem eerst niet, maar besloot uiteindelijk toch om niet te lang te treuzelen. De kist met moest ook nog mee. We probeerden hem mee te krijgen maar de tijd drong en ik nam de kist helemaal alleen op en plaatste hem op één van de pakpaarden. Soms sta ik verbaasd van mijn eigen kracht. Toen we onze paarden weer wouden bestijgen, zagen we dat er nog twee andere paarden stonden, ook. Dydan wou – om een reden die ik nog steeds niet begrijp – de paarden vermoorden.

Ondanks wat ik hem vroeg, en ondanks dat ik voor de paarden ging staan – waarna Thenaka me had meegesleurd en mee op zijn paard had gezet - , negeerde Dydan me volledig en sneed één van de paarden de keel over waarna het beest een luid gehinnik uitstortte en tegen de vlakte ging. De soldaten kwamen hierop naar buiten gestormd terwijl Dydan probeerde als laatste ook nog een paard te bestijgen. Ayla hielp hem waardoor hij op het laatste nippertje mee kon ontsnappen van de roversbende die… te voet was. We galoppeerden weg maar toen stortte Dydan’s paard tegen de vlakte. Ik kon het enkel karma noemen. Hij kreeg mijn paard, omdat ik toch bij Thenaka op het paard zat, en terwijl hij dit probeerde te verwezenlijken schoot Ayla een pijl af die vlak voor de voeten van de roversbende landde.

Eén van de mannen zei dat ze niet betaald werden om hun leven te riskeren waarom ze terugtrokken, tot Thenaka ze allen beledigde als zijn de schurftige honden en we weer weg moesten vluchten. De achtervolging duurde dit keer maar heel kort echter, en we konden weer verder.


XIV Wedden op het verkeerde paard

Na een nacht slapen, waarin ik niet mocht waken, leek alles in orde te zijn. Ayla had de hele nacht de wacht gehouden. Thenaka geloofde haar echter niet en bedreigde haar met iets. Hij zou iets vertellen mocht het nogmaals gebeuren.

We reden kalm verder toen er plotseling werd geroepen. “Ga van mij af!”. Het kwam mijn kant uit, en toen de groep me met beschuldigende ogen aankeek zei ik dat ik van niets af wist. “Dat doet pijn, hoor!” weerklonk de schrille stem nogmaals. Toen had ik door dat mijn paard hoogstwaarschijnlijk ergens op stond. Ik keek en zag dat mijn paard stond op een soort pratende wortel. Snel ging ik van het wezen af en bekeek het van dichterbij. Inderdaad, een pratende wortel. Een kind van Tsa, wist ik. Een tweede wortel kwam zijn vriendje bijstaan en was eveneens kwaad dat zijn vriend vertrapt was. Ayla bood er geen aandacht aan, greep ze beiden en stopte ze in zijn zadeltas met de bedoeling er later soep van te maken. Ik protesteerde maar ze leek niet te begrijpen waarom.

Toen kwam een derde wortel en beval Ayla haar kinderen los te laten. Na lang treuzelen en twijfelen deed Ayla dit. De wortel eiste een verontschuldiging, maar Ayla was hier te trots voor. Maar niet voor lang! De wortel toverde haar haren groen! Ayla bood onmiddellijk haar verontschuldigingen aan waarna haar haren weer hun oorspronkelijke kleur terugkregen. Vreemd, van mij is geen verontschuldiging gevraagd.


We kwamen uiteindelijk aan in het volgende dorpje. Misschien konden we hier wat rust en vrede vinden? Onmiddellijk kwamen we een herberg tegen waar we maar al te graag onze dorst wouden gaan laven. Dus gingen we er binnen, en bevonden ons onmiddellijk tussen mensen die er niet echt in sloegen om te articuleren. Het zat er vol met mannen die groter waren dan onze Thenaka. Tevens waren ze veel groffer en moeilijker in de omgang. Zeemannen, leken ze mij te zijn. We probeerden ermee te communiceren maar dit bleek zeer moeilijk, vooral voor Dydan die zichzelf niet echt tegen kon houden en… een gevecht begon.

Spijtig genoeg voor hem had hij zichzelf overschat en werd in elkaar geslagen. Thenaka wou hem helpen en slaagde hier goed in, maar… hij was vergeten dat aan zijn hand een redelijk gevaarlijk wapen hing en sloeg een bloedend gat in de zeeman zijn rug. Onmiddellijk werden stoelen en tafels aan de kant geschoven en barstte een kroeggevecht los. Ayla zat mee aan de kant en was al helemaal ingeburgerd. Ze zette geld in op Thenaka. Ik besloot dat het veiliger zou zijn aan de kant en zette mij naast Ayla. Het gevecht duurde redelijk lang tot Dydan plotseling op het idee kwam zijn dolk te trekken. Ayla en Thenaka gebaarden beiden dat hij dit niet mocht doen, maar hij luisterde niet naar hun waarschuwingen en stak zijn tegenstander neer.

Onmiddellijk werd het gevecht stopgezet en werd Dydan tegen de grond geduwd. De gewonde man werd afgevoerd en de straf van Dydan werd besloten. Hij zou zweepslagen moeten krijgen. Thenaka ging akkoord maar wou deze zelf geven. Waarschijnlijk om de straf wat zachter te maken. Diegene die aan het woord stond ging akkoord, maar enkel als de zweepslagen zouden worden gegeven met kattenstaarten. Een wreed soort zweep. Terwijl hierover werd gediscussieerd nam Dydan plotseling de benen, en liet ons achter om alles te regelen. Het duurde niet lang echter voordat Dydan weer werd gevat en binnengebracht. Hij leek bewusteloosheid te veinzen.

De burgemeester – wisten we nu – zei dat we moesten vertrekken nadat Dydan zijn straf had ontvangen. Ondertussen was Ayla aan het proberen haar geld terug te krijgen van een goede vriend van de burgemeester. Dus hij was gewoon nog een ruzie aan het starten. Ik dacht dat ik best kon beginnen onderhandelen. Hoe dom Dydan ook gehandeld had, zweepslagen waren redelijk barbaars. Ik slaagde erin om de burgemeester te overtuigen ons gewoon te laten gaan. Ik zei hem dat hij dan Ayla’s geld kon houden – wat ze gelukkig niet had gehoord – en dat we onmiddellijk zouden vertrekken.

Ayla klaagde nog, maar ik beloofde haar het geld terug te geven. Van mij wou ze het echter niet aannemen. Het maakte niet meer uit. We vertrokken weer, en konden nogmaals een nacht onder de sterren doorbrengen.


XV Einde van een vredig dorpje

We kwamen aan in de volgende stad. Onze begroeter was zo ongelooflijk grappig! Hij leek zeer geamuseerd maar tegelijkertijd verveeld, opgetogen en tegelijkertijd wensend om zo snel mogelijk van ons af te zijn. Hij vroeg ons naar onze beroepen en liet me niet eens uit spreken. Hij vulde zelf aan wat hij zag dat ik was. Uiteindelijk liet hij ons door. De stad was genaamd Grangorië. Het leek hier bijzonder vredig te zijn.

Thenaka wou een smid vinden, maar blijkbaar waren deze allemaal gedood. Hij kon er dus geen vinden. Ik en Ayla besloten om kleren te gaan kopen – vrouwen hebben daar toch een betere smaak voor – en Dydan en Thenaka gingen nieuwe paarden kopen voor ons. Ik hoop dat die arme, waarschijnlijk zeer dure dieren, mijn rijkunsten zullen overleven. We vroegen de weg aan iemand, en eerst wouden ze ons sturen naar een plek waar… ik het echt niet over wil hebben, tot ze uiteindelijk door hadden waar we heen wouden en ons de kledingwinkel wisten te wijzen, dat in hetzelfde gebouw was van de plek waar ze ons eerst heen wouden sturen. We kwamen aan bij de kledingwinkel en vroegen wat we wouden hebben. Hoe sneller we deze kleren af wouden hebben, hoe duurder de zaak. We dachten dat we dit het beste met de rest konden bespreken dus zeiden we dat we later onze dienaren zouden sturen met de beslissing. Het bleek tevens, dat als de kleren niet op tijd klaar waren, we ze helemaal niet zouden moeten betalen.

Goed, we gingen terug om te kijken wat Thenaka en Dydan hadden klaar kunnen spelen. We zagen dat ze een paar geweldige paarden hadden kunnen regelen. Ze waren prachtig. En ze zagen er inderdaad zeer duur uit. We vertelden ze van de kleren, en we besloten dat we het beste de kleren klaar konden hebben op drie dagen tijd. Hierdoor zou de kostprijs wel met 50% stijgen, maar dit was blijkbaar geen probleem. We stuurden Thenaka en Dydan om het te gaan vertellen. Even later kwamen ze terug, met een geweldig idee dat had zitten broeden in hun hoofd. Ze zouden een fles wijn kopen die er redelijk duur uitzag, er een laxeermiddel in verwerken en er een liefdesbrief bijsteken.

Ik vond het wel een leuke grap, en het zou de zaak niet echt schaden, dus waarom ook niet? Als de naaister er in trapte, dan was het haar eigen schuld, toch? Alles werd klaargemaakt. Van het papier dat ik altijd bij me droeg in mijn tekenset werd een brief gemaakt, en de wijn werd voor de deur van de naaister afgeleverd. Nu konden we alleen maar afwachten. De volgende dagen gebeurde er niets echt interessant. Het leven ging zijn gewone gangetje. Wij verbeleven in een herberg. Deze keer kwamen er geen kroeggevechten aan te pas en konden we rustig slapen zonder de angst dat er weer iemand de wacht zou verprutsen. Nu ja, dat dachten we…

De laatste nacht dat we er verbleven weerklonk er plotseling een fel lawaai. Een geschreeuw en geroep van een vrouwelijke stem. Ik keek uit het raam en zag dat twee mannen bezig waren een vrouw te verkrachten. De rest van de groep had het ook al opgemerkt. Thenaka, die bij mij in de kamer sliep, kon het niet verdringen en sprong uit het raam om ten aanval te gaan. Zelfs het feit dat hij die belofte had gemaakt weerhield hem niet, dit keer. En ik snapte het wel. Hij zat principieel in de knoop. Ayla en Dydan gingen ook in de aanval. Ze sprongen beiden ook uit het raam. Dydan landde in een zeil, maar Ayla landde er vlak naast, recht op haar gezicht. Ik verkoos de trap en haastte me naar beneden. Veel kon ik niet doen echter. Ik zag dat de herbergier zich verstopte met zijn familie. Ik kon het hem niet kwalijk nemen. Hij vroeg me om me ook te verstoppen, maar dat kon ik gewoon niet maken.

Ik ging ook naar buiten en zag dat Thenaka in wilde furie de twee mannen in elkaar sloeg. Ayla was in strijd met een tweede groep die plotseling verschenen waren. Iemand had zich losgemaakt van de groep en kwam op mij af. Zijn eerste uitval kon ik nog ontwijken, maar zijn tweede dwong me op de grond. Dydan en Ayla hielpen me echter uit de situatie. De vrouw was ook niet langer in gevaar en ging samen met mij naar binnen. Ze ging mee de kelder in met de herbergier. We dachten dat het gevaar afgeslagen was, maar het was nog niet eens het begin geweest. Plotseling kwamen van twee verschillende kanten, twee groepen die naar elkaar toegingen. Een bende rovers, en een bende piraten. [color=green](Spelleidersnota: Nee, het waren enkel piraten, rovers waren er niet in Grangorië te bekenen. Het latere conflict tussen de groep piraten was met een groep soldaten, die probeerde de man met het amulet tegen te houden.)


De leider die de groep piraten voortbewoog leek wel onsterfelijk. Hij had een amulet waarvan ik denk dat het iets te maken heeft met zijn zogenaamde onsterfelijkheid. Dydan, Ayla en Thenaka wisten dat ze daar niets tegen konden beginnen en kwamen mee naar binnen. De slag tussen de twee groepen begon en duurde lang. Hij was zeer heftig en wreed. Niet enkel mensen uit die twee groepen werden afgeslacht, maar ook onschuldigen vanuit de stad zelf. Huizen werden vernield, zielen bevuild en levens vernietigd. Toen alles uiteindelijk voorbij was konden we terug naar buiten. Er was biet veel meer te zien. Overal lagen doden. Een paar leefden nog, maar zeker niet meer voor lang. Thenaka ging naar ze toe, niet voor ondervraging dit keer, maar om hun lijden te verzachten. Het was zeer edelmoedig van hem.

We moesten hier echt weg. Deze inval maakte ons doel des te dringender. We gingen snel naar de kleermakerij om toch nog te kunnen halen wat ons as beloofd en aanschouwden daar wat we niet hadden verwacht. Het gebouw was afgebroken, en de naaister was vermoord. Het ergste was dat de kleren af waren en ongeschonden klaar hingen. Het maakte het hele spektakel des te dramatischer. Veel was er niet meer te redden. We grepen de kleren en gingen, maar niet voordat ik nog ging bidden in de plaatselijke tempel. Daarna vertrokken we weer, weg van de slachting.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimezo okt 28, 2007 3:56 am

XVI Het begin van het toneelstuk

We trokken door een bos. Ik en Thenaka zoals steeds op de weg, met Ayla en Dydan tussen de bomen, toen we plotseling een hele vloot draken zagen overvliegen, hun schaduwen een donkere voorspelling werpend op onze toekomst. Had dit iets te betekenen? Het maakte al niet meer uit. Niet nu althans. We gingen nog verder en zagen de grens. We dachten dat we best onze nieuwe kleren al konden aandoen, en ons toneelstuk konden beginnen. Ayla en ik reden voorop op onze majestueuze paarden, met Thenaka en Dydan achter ons. De Grangorieërs lieten ons al lachend en wuivend door, maar zodra we de grenspost over waren werden we tegen gehouden door de wachters van die kant.

Ze vroegen ons naar onze namen, en Ayla liet onmiddellijk haar zwaar wegende naam weerklinken. Ik kan hem niet goed onthouden en ga dus niet proberen deze te herhalen. Het effect dat we hadden verwacht was echter niet van toepassing. Au contraire, ze werden plotseling nog serieuzer en vroegen ons om met hen mee te gaan. Ze vroegen ons wat we wouden gaan doen. Toen we vertelden dat we wijn gingen verhandelen leken ze ons niet te geloven. Toen we niet met hen mee wouden gaan, en wouden weten wat er aan de hand was, wisten ze ons te vertellen dat Ayla zou worden gearresteerd voor moord.

Moord op iemand vanuit een stad, veel te ver weg, en waar we zogezegd twee dagen geleden waren geweest terwijl een stad vol getuigen wist te vertellen waar we werkelijk waren geweest. Het verhaal zat vol met gaten. Ze zeiden echter dat zij ook een getuigen ter hun beschikking hadden staan, samen met een paar edelmannen, wiens identiteit ze niet wensten te vernoemen. Ik vraag me af wie ons dit heeft gelapt. Ayla vroeg om de getuige te zien en dit mocht, maar we moesten allen mee. Maar ons leek het beter als we iemand bij de paarden achterlieten. Thenaka mocht dit niet dus ik stelde voor dat ik kon blijven. Dit mocht ik – tot mijn grote verontwaardiging – echter niet, en ze kozen uiteindelijk Thenaka toch als de beter partij. Sinds wanneer vertrouwen ze hem meer dan mij?

Maar goed, ik ging dus toch mee en ondervond dat Ayla geweldig was in het ondervragen van de boer. Met een prachtige omzeiling van de waarheid, liet ze de getuige in een val trappen, waardoor deze moest toegeven dat hij had gelogen. Hij zou worden betaald door iemand wanneer hij dit deed. Nu echter, zou hijzelf mee mogen doen aan verhoring, maar niet als getuige. Wij gingen vrijuit en trokken verder, naar Horazië. Maar toch, wie had ons er zo in willen luizen…


XVII Lege woorden

We reden langs een veld waar vele mensen op werkten. In deze gigantische tuin zagen we een redelijk gezette man een schilderij maken. We werden tegen gehouden door een paar soldaten die ons vroegen wat we kwamen doen. Ayla liet nogmaals haar gewichtige naam weerklinken en we mochten verder. Toen zagen we hoe een vrouw naar buiten wandelde, naar de schilderende man stapte, hem een kus gaf en weer verder ging. Ayla vroeg aan één van de soldaten of dat nu Jolein le Freu was. En dat was ze inderdaad.

Ze kwam naar ons toe en verwelkomde ons hartelijk. Of zo leek het toch te zijn. Je weet nooit met dit soort mensen. Ze vroeg ons wat we kwamen doen en we vertelden haar dat we rondtrokken om wijn te verkopen. Ze vroeg ons wat uitleg en we vertelden haar dat het een wijn was met een zeer zoete smaak. Toen ze echter vroeg om te kunnen proeven beseften we dat het beter was geweest om zelf wat wijn mee te nemen. We konden haar niets voorzetten en dus leek ze de hele zaak redelijk achterdochtig te vinden. Toch liet ze ons verder komen.


Jolein zei dat we alles misschien best konden bespreken met Bentois. Dit leek een goede kans te zijn voor ons dus stemden we toe. Tevens werden we uitgenodigd voor het avondmaal. We accepteerden dit maar al te graag. Toen kregen we onze kamers. Ik en Ayla kregen een aparte kamer, terwijl Thenaka en Dydan ergens in de barakken moesten slapen, samen met andere bedienden. Het maakte niet veel uit. Ik ging naar Ayla haar kamer en die vroeg een bediende die zich voor haar deur had gezet om Thenaka en Dydan te gaan halen.

Hij deed dit, en onze ‘trouwe bedienden’ vergezelden ons meteen. Ayla sloot de deur, wachtte even af en trok de deur terug open. De bediende stond daar nog steeds. Ayla zei hem nogmaals om weg te gaan en sloot de deur, wachtte opnieuw even af en trok de deur terug open om de bediende daar nog steeds te vinden. Ayla bedreigde de arme jongen met zweepslagen, moest hij nu niet vertrekken. Hij vluchtte weg. Ayla deed de deur terug dicht, wachtte nogmaals, deed de deur weer open om daar de jongen en een zweep te vinden.

Hij wist te vertellen dat hij Ayla’s laatste bevel niet mocht gehoorzamen en dat hij alvast de zweep was gaan halen voor het gemak. Ayla leek – net als ik – medelijden te hebben en beval hem om voor de paarden te gaan zorgen. Hij stribbelde even tegen, maar Ayla beval het nogmaals waarna hij toch wegging. We bespraken wat we gingen doen, en Ayla vertelde ons dat er wel verschillende regels waren hier. Etiquette was ten zeerste vereist. Ze wist ons een paar dingen te vertellen maar ik was niet zeker of dat alles was. Je kan iemand immers beledigen op duizend verschillende manieren. En die manieren zijn in elke streek anders.


Ayla stuurde iedereen nog even weg zodat ze een bad kon nemen. En niet lang daarna werd het avondmaal opgediend. Op hoop van zegen dan maar. De kleinste fout zou onze hele dekmantel kunnen verdoezelen. Nu was het onbeleefd om binnen te komen zonder dat je naam werd afgeroepen, dus bleven we staan in de deuropening. Ayla’s naam werd afgeroepen, en ze ging de kamer binnen. Ze wandelde naar de tafel van Jolein en nam daar plaats. Ik, Thenaka en Dydan wachtten af, maar onze naam werd niet afgeroepen. Jolein zei plotseling tegen Ayla dat ‘haar gevolg’ ook wel mocht binnen komen, dus deden we dat. Ik naar de tafel waar Ayla naartoe was gegaan, en Thenaka en Dydan naar de bediendetafel.

Toen we daar goed en wel zaten, kregen ik en Ayla een bediende. Die van Ayla was een meisje, die van mij een jongetje genaamd Robert. Mijn jonkheer. We hoorden een gerucht over piraten die op draken reden. Het deed mij onmiddellijk denken aan de vlucht draken die was overgevlogen, maar die piraten waren er teveel aan. Wat een onzin. Nu zat ik heel toevallig naast de kapitein van de wacht. Hij heette Willem. Het was een man die van filosoferen hield. Ik vond het in de eerste instantie zeer vreemd, gezien hij een positie had die ik normaal gezien niet zou koppelen aan intelligentie, maar het was inderdaad een welkome verassing. Dus voerden we een gesprek, waarin Ayla telkens weer probeerde mee te doen maar hier jammerlijk in slaagde. Zo jammerlijk zelfs dat ze op een bepaald moment de kapitein zelfs wist te beledigen. In een taal die ze dacht dat hij niet zou begrijpen noemde ze hem achterlijk. Spijtig genoeg verstond hij dit maar al te goed, en was diep beledigd.

Thenaka – die alles op de één of andere manier had gehoord – greep echter in, door te zeggen dat als de boom viel, hij landde “achter je lijk” en dat het een woordspeling was. De kapitein kon hier gelukkig mee lachen, en vervolgde de conversatie waar ik nu stilletjes aan toch genoeg van had. We spraken af met Jolein om de volgende dag te gaan paardrijden. We wouden haar namelijk ondervragen omdat we haar alles behalve vertrouwden. Tevens vroegen we aan Bentos of we met hem konden spreken na het avondmaal. Zowel Jolein als Bentois willigden onze verzoeken in. Na een paar subtiele beledigingen te hebben ontvangen, vertrokken we dus naar de vertrekken van Bentois.

Daar vertelden we nogmaals dat we wijn kwamen verkopen. Bentois zei echter dat hij dit soort zaken overliet aan Jolein. Hij hield zich bezig met andere dingen. Schilderen bijvoorbeeld. Ik vertelde hem dat ik ook een beetje tekende en hij leek zeer gefascineerd. Dit eindigde in een nieuwe afspraak de volgende dag. Ook zei Bentois dat hij een jacht zou organiseren voor ons. Nu goed, ik was er een beetje tegen, maar aan de andere kant… kon het ook erger. Al zou ik zelf uiteraard niet meedoen. Na dit wel zeer korte gesprek, en het drinken van een wijn die wel een tientallen dukaten per slok zou gekost kunnen hebben, gingen we eindelijk slapen. Nerveus voor de volgende dag.


XVIII Het gesprek

We stonden in alle vroegte op om met Jolein mee te gaan. Ze had echter niet zozeer paardrijden in gedachten als met de koets door de velden trekken. Wat mij verschrikkelijk irriteerde was dat ze steeds weer bedienden en beschermelingen bij zich had. Het was meer dan een beetje enerverend. Ze bleven echter uit de koets, net zoals Thenaka en Dydan dit behoefde. We begonnen een gesprek, en Ayla opende onmiddellijk door te beginnen over Hendrik. Een beetje een abrupte aanpak misschien, maar goed. Ze veinsde dat ze niets wist, dat Hendrik een vage herinnering was, en meer niet. Al snel ging het gesprek over mannen en hun onbekwaamheden. Hierdoor konden we subtiel de bevestiging krijgen dat Jolein inderdaad veel regelde, en zo kwamen we terug op de wijn die ze wel zou willen verhandelen als we onze gevraagd prijs door tweeën splitsten.

Na een lang gesprek draaiden we de koets om, en na een paar minuten klopte iemand op het koetsdeurtje. Ik deed open en zag Thenaka. Hij vroeg bevestiging van onze beslissing om bewust omgekeerd te zijn. Toen we deze gaven, richtte hij zich weer op en reed weer verder. Jolein kon het niet laten om hier een opmerking over te geven. Ze vroeg waarom we Thenaka niet beter africhtten en of we een zweep nodig hadden om hem te geselen. Ik was verontwaardigd. Verder zei ze nog dat hij niet zomaar ergens kon binnenkomen omdat hij zo lelijk was. Ik zei dat ze wel zeer oppervlakkig was waarop ze antwoordde dat, dat niet waar was, dat het meer iets voor mannen was. Ik zei simpelweg terug dat ze net had bewezen dat, dat niet zo was en zweeg verder voor er iets doms uit zou kunnen komen.

We gingen uiteindelijk terug, en Jolein vroeg of ze die avond misschien het eten met Thenaka mocht nuttigen. Ik zag er sterk op tegen, maar Ayla gaf haar toestemming, dus zweeg ik. Ik ging nog even naar Bentois om samen onze schilderkunsten uit te oefenen, en toen konden we het avondeten weer nuttigen. Ik moest weer verder filosoferen over die boom – ik wou dat het iets anders kon zijn dit keer – en bleef doen alsof ik het zeer interessant vond. Ayla bleef proberen mee te doen aan de conversatie, daar niet echt in slagend, Dydan was vertrokken om wijn te gaan halen, zodat we toch iets zouden kunnen voorleggen, en Thenaka… was gaan eten met Jolein en kwam de hele avond niet meer terug.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimewo okt 31, 2007 12:54 am

XV IV Het schieten van een everzwijn

De volgende dag werden we geroepen voor het ontbijt. We kwamen wat slaperig de eetzaal binnen en gingen aan onze tafels zitten. Ik zag dat Thenaka ook tevoorschijn was gekomen, net zoals Eyvin. Thenaka zat er wat verdwaasd en moe bij, en ik wist dat Ayla hem op de rooster ging leggen. Daar moest ik bij zijn. Maar eerst gingen we eten. Ik en Ayla kregen spek met eieren voorgeschoteld terwijl de bedienden een boterhammetje met kaas kregen. Ik dacht eraan om wat opzij te houden voor Eyvin en Thenaka maar dit zou de dekmantel kunnen schaden dus ik bedacht me. Naast me zat de kapitein van de jacht die wederom bezig was over bomen. Dit keer kwamen er ook struiken aan te pas. Ayla was een tijdje aan het staren naar Jolein. Waarom weet ik niet.

Bentois was afwezig. Ik vroeg me af of de jacht die hij ging organiseren die dag plaatsvond. Jolein echter, wist ons t vertellen dat dit pas de volgende dag zou zijn. Ook goed. We konden wel eventjes wachten. Na het eten ging Thenaka opvallend snel weg. Ayla bleef echter zeer kalm en ging naar haar kamer. Ze vroeg aan haar bediende om ons te halen, Thenaka inclusief. Zeer goede manier om haar macht te gebruiken. Ik was onder de indruk van haar geslepenheid. En zo werd Thenaka op de rooster gelegd. Wat bleek? Dat hij de nacht had doorgebracht met dit doortrapte mens. En hij had zich goed geamuseerd. Wat erger was, hij had alles, echt alles verteld over Hendrik. Hij was er zelf zeer door geëmotioneerd en durfde het nauwelijks te vertellen. Ayla tilde er zeer zwaar aan. Ik wist niet goed wat ik ervan moest denken. Als Jolein echt de grote boosdoener was, dan zou dit zeer snel zo blijken. Zoniet, dan konden we verder op onderzoek. Zo’n ramp was het dus niet.

We konden niet lang meer nadenken, want plots werd op de deur geklopt. Een bediende verzocht ons om naar het binnenplein te gaan, zodat we mee op jacht konden gaan. Vreemd. Jolein had toch gezegd dat de jacht pas morgen was? Het was misschien een val, die iets vroeger kwam dan verwacht? Ik was in elk geval op mijn hoede. Maar op het binnenplein aangekomen zagen we Bentois staan, omgeven door bedienden, en medereizigers. Ik en Ayla kregen een paard om op te rijden, maar Thenaka en Eyvin moesten te voet. Ze kregen een speer. Ayla kreeg er ook één, maar ze gebruikte liever haar boog. Na enige verbazing van de anderen, dat ze wist hoe deze te gebruiken, werd het toegelaten. Ik aanvaardde mijn speer niet. Ik zou wel meegaan, maar zelf zou ik nooit iets doden.

Bentois vertelde ons dat ze een jager bijhadden die everzwijnsporen had gezien. Ayla vroeg lichtjes verbaasd of we op everjacht zouden gaan. De jager spotte een beetje, haar vragend of ze lieve op konijnenjacht wou gaan. Ayla nam echter graag een uitdaging aan en zei dat ze heel graag eens een everjacht wou bijwonen. Heel moedig van haar. Everzwijnen zijn zeer woeste beesten, vooral wanneer ze gewond zijn kunnen ze zeer dodelijk uit de hoek komen. Zo gingen we een tijdje op pad. Veel interessants werd er niet gezegd. Ik ving wel op dat Thenaka werd gezegd dat als een everzwijn naar hem toesprong, hij zijn kansen moest berekenen. Of hij bleef staan en probeerde het beest te doden, of hij sprong opzij en werd misschien opgehangen door Bentois. Eerlijk gezegd, zag ik de vreedzame man hier niet toe in staat, maar je weet natuurlijk maar nooit.

Plotseling hielden we halt. De jager fluisterde dat de everzwijnen waarschijnlijk achter een bepaalde struik zaten, en iedereen begon er een cirkel omheen te vormen. Plotseling schoot iedereen naar voren met een luid geschreeuw. Thenaka viel ook aan, maar schreeuwde niet. Plotseling sprongen er twee gigantische everzwijnen uit de struiken. Eén stormde op Bentois af, en de ander op Thenaka. In de struiken werd een net gegooid over 3 kleiner everzwijntjes. Ocharme. Het everzwijn dat naar Bentois holde leek vastberaden, maar Bentois ook.

Hij stak zijn speer in de grond, de punt naar voren, wachtend op het beest, toen Eyvin plotseling vanuit de zijkant aanviel, en het beest doorkliefde. Ze is iets te moordlustig, als je het mij vraagt. Zelfs Thenaka was nooit zo erg. Ayla schoot een pijl in het tweede everzwijn, en ook Thenaka viel het beest aan, tot het plotseling van koers veranderde en recht op Bentois afstevende. Bentois hield zijn speer klaar. Het everzwijn kwam steeds dichterbij tot het recht op de speer stormde, waardoor het ding door zijn keel stak. Maar dit stopte hem niet en hij sleurde Bentois een stuk verder mee, tot het beest neerviel. We liepen naar de slachting toe en zagen dat Bentois een gapend gat in zijn buik had. Hij was waarschijnlijk doorboord door een slagtand van het beest.

Thenaka en Eyvin maakten een draagberrie waarna Thenaka op zijn paard sprong en terugging om hulp te halen van de chirurgijn. Bentois’ draagberrie werd aan een paard vastgemaakt waardoor hij verder kon worden getrokken. Ayla had zijn wond dichtgenaaid, en ik had geprobeerd hem wat te stabiliseren. Hij was buiten levensgevaar, dat wist ik zeker. Rondom ons hoorden we gefluister van mensen die zeiden, dat als Bentois zou sterven, ze ontslag zouden nemen… tot hoeverre dit mogelijk was. Veel tijd om erover na te denken hadden we niet, want toen kwam Thenaka terug met de chirurgijn.

De chirurgijn berispte het naaiwerk van Ayla. Hij zei dat het zeer slecht gedaan was, deed alles terug los en verzorgde de wond. Toen hij klaar was, keerden we terug naar het kasteel waar Bentois werd afgevoerd. Jolein was er helemaal niet goed gezind over.


XX Wijnavond

We kwamen uiteindelijk het voorval te bespreken met één van de bedienden daar. Dat is te zeggen, eerst wou hij niet spreken, maar hij werd een beetje gedwongen dus vertelde hij, wat we wilden horen. Hij vertelde ons dat Bentois ooit een zware misdaad had begaan. Ik dacht dat eindelijk de echte schuldige hadden ontmaskerd tot de bediende een verhaal vertelde dat nieuw voor ons was. Hij vertelde ons dat Bentois vroeger deel was van een vriendengroepje. Zijn twee andere vrienden heten Hendrik, en Montrois. Ze werden de drie musketiers genoemd, zo dicht waren ze. Maar op een dag had Montrois iets gedaan of gezegd, dat Bentois niet kon appreciëren, en hij heeft hem doodgestoken. Hendrik Lagae had de schuld op zich genomen en was weggejaagd. Maar daarna had hij wraak genomen door een gruwelijke kindermoord te plegen, waaronder ook het kind van Jolein le freu zat.

Blijkbaar was Jolein ook jaren depressief geweest door dit voorval, en had het even geduurd voor ze was omgevormd tot de persoonlijkheid die ze was. Dit nieuws was zowel verwarrend als frustrerend. Waren we op een dwaalspoor gezet? Was Hendrik dan toch de schuldige en had hij ons met een list weg weten te krijgen? Veel tijd hadden we echter niet om hierover na te denken. We werden namelijk uitgenodigd door Jolein, via een bediende, om haar te vervoegen en om samen met haar wijn te drinken. Dit aanbod konden we niet afslaan. Dus vertrokken we naar haar kamer, net zoals Thenaka en Eyvin, waar we hartelijk werden ontvangen. 12 bedienden waren nog steeds te vinden in de kamer. We zaten aan tafel, en ze gaf ons allen een glas met wijn, waarna ze vroeg aan ons om te proeven. We hadden echter belangrijkere zaken te bespreken, en vroegen haar om haar bedienden weg te sturen. Maar dit wou ze niet doen.

Na de afwijzing van ons verzoek, vroeg ze nogmaals aan ons om te drinken. Waarom was ze zo opdringerig? Ik vertrouwde het zaakje toen al niet. We zeiden dat we iets wouden bespreken over Hendrik. Toen ze dit hoorde, stuurde ze haar bedienden wel weg. Ze zag dat ik nog steeds niet had gedronken en gaf me een nieuw glas met een bloempje in. Hoe gemakkelijk denken mensen soms toch dat ik ben? Ik ben niet gek, en zeker niet dom genoeg om mij te laten omkopen door een bloem. Thenaka had ook nog niet gedronken. Tenminste toch nog iemand die niet had gedronken. Ze weigerde onze vragen te antwoorden en drong steeds meer aan. Toen Eyvin nog een slok wou nemen sloeg Ayla haar glas weg. Jolein reageerde zeer kwaad. Om de gemoeden te doen bedaren, herinnerden we haar eraan dat Bentois nog leefde dankzij ons, waarop ze antwoordde: “Bentois is dood”.

Geschokt wist ik niet meer wat te doen of zeggen. Veel tijd kreeg ik ook niet toen even later zowel Eyvin als Ayla omvielen. Ik wist wel dat er iets in die wijn zat. Onmiddellijk stormden er een paar mannen binnen, waarop Thenaka naar voren sprong en een mes aan Jolein haar keel hield. Hij beschuldigde haar ervan ‘zijn vrouwe’ te hebben vergiftigd. Jolein zei echter dat ze een tegengif had willen geven maar dat Ayla dit uit haar handen had geslagen. Ze leek inderdaad de waarheid te spreken. Thenaka bleef dreigen, de mannen die aangekomen waren dreigden, Jolein dreigde,… en ik besloot dat het even genoeg was. Met een beetje hulp van Tsa, slaagde ik erin alle vechtlust weg te nemen waarop we vriendelijk werden verzocht mee te komen. We wouden nog steeds niet, maar uiteindelijk hadden we niet veel keuze. We zouden worden opgesloten, na lang overleg niet in een kerker maar in een kamer, samen met Ayla. En zo werden we weggevoerd.


XXI Gevangenschap en Uitbraak

Terwijl Ayla en Eyvin verlamd lagen te slapen in onze verzegelde kamer, werd Thenaka woedend door de gebeurtenissen. Hij sloeg alle kasten kapot die hij kon vinden. Dit deed hij zo’n beetje tot de rest eindelijk wakker werd. Toen kwamen we tot de conclusie dat nogmaals ons verhaal veranderd was. Dus was Jolein toch de grote boosdoener in het spel. Het web van intriges werd steeds groter en groter. Maar onze grootste prioriteit was ontsnappen. Thenaka en Eyvin vertelden dat ze eerder de bedienden een geheime gang hadden zien gebruiken, en dat deze waarschijnlijk ook met deze kamer verbonden was.

Zo zij het. We zochten naar groeven in de muur, waar zich misschien een gang zou kunnen bevinden. Dit vonden we, maar hem open rammen kon niet. Dus bedachten we liever de deur open te breken. Goed, de geheime gang was waarschijnlijk iets subtieler geweest, maar een andere oplossing was nodig. Thenaka probeerde eerst de deur open te krijgen, maar dit lukte niet. Dus probeerde ik. Ik voelde de deur breken, versplinteren, dat had ik kunnen zweren, maar na een paars licht te hebben gezien bleek de deur geen millimeter te zijn veranderd. Ayla was in alle staten en zei dat we ons moesten verstoppen… ik vroeg waarom maar ze wou het niet zeggen. Uiteindelijk gebeurde er niets. Terug naar de geheime gang dan maar.

We zochten deze keer naar een schakelaar. Iets dat de gang open zou kunnen krijgen. Ik vond het echter tevergeefs. Wie zou nu een schakelaar IN een cel zelf zetten. Dit was immers geen gewone kamer. Er waren nergens ramen te bespeuren en de deur had ook iets zeer vreemds. De kamer moest wel ontworpen zijn om mensen binnen te houden, en ze zouden dus nooit zo dom zijn om een schakelaar te laten. Dat dacht ik, maar even, toen Ayla het bed optilde, en er een deur opensprong, dacht ik dat ik ongelijk had,… tot er iemand anders binnenstapte.

Hij zei dat we mee moesten gaan met hem. Dat hij ons buiten zou krijgen, maar dat enkel tegen een wederdienst. En dat was Bentois in leven houden. We vertelden hem dat Betois dood was, maar de vreemdeling zei dat Jolein had gelogen en dat Bentois nog leefde, doch zwaargewond was. We gingen akkoord, maar Ayla en Thenaka wilden eerst hun wapens halen. De vreemde snapte echter zijn onderhandelingspositie maar al te goed en weigerde. Het was te gevaarlijk. Er waren maar enkelen die wouden helpen. Uiteindelijk ging hij proberen ons onze wapens terug te geven. Als dit mislukte, zou hij ons gewoon laten ontsnappen, niet meer. We gingen akkoord.

We wachtten en wachtten, tot hij terugkwam, met lege handen. Het was dus niet gelukt. We hielden ons aan onze belofte en gingen met hem mee naar een ondergronds vlak, met een tunnel naast met water. Daar, in een bootje, lag Bentois. Hij was er erger aan toe dan eerst zo te zien. Ik ging er onmiddellijk bijzitten en keek wat ik kon doen. Ayla en Thenaka zeiden plotseling tegen mij en Eyvin dat we moesten wachten want dat ze hun wapens gingen halen. Ze deden maar. Al snel vertrokken ze, met of zonder toestemming van de vreemde. Andere mensen gingen ook weg. Ik zag dat er een paar kisten in het bootje zaten. Maar dit was echt niet mijn prioriteit. Ik keek naar een vuil groene korst die op Bentois’ wonde. Ik besloot snel dat dit afkomstig was van een plant die niet helend maar vernietigend was. Dit kon enkel gedaan zijn door of een zeer onbekwaam persoon, of iemand me slechte bedoelingen. Ik verdacht de tweede ervan juist te zijn. Als dit nog op een been of arm was kon amputatie nog genoeg zijn, maar zijn enige redding op dit moment was een mengsel dat ik moest maken van bepaalde kruiden die niet echt groeien in een waterige tunnel.

Ik zei Eyvin dat ik moest vertrekken. Ik had geconcludeerd dat Bentois nog 10 uur zou kunnen leven, en niet meer. Eyvin zei echter dat ze had beloofd te blijven wachten en weigerde om mee te gaan. Ik had geen tijd om te argumenteren, en vertrok helemaal alleen met Bentois.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimezo nov 18, 2007 2:15 am

XXII Vergeefse uitleg

Mijn vaartechnieken waren beter dan verwacht. Zonder hotsen of botsen baande ik me een weg door de tunnel, met niemand anders dan een zwaargewonde Bentois om me gezelschap te houden. Het duurde niet erg lang voordat ik een kade tegenkwam. Een kade, met een trap die naar de oppervlakte ging. Ik dacht niet dat zo’n trap buiten het erfgoed te vinden zou zijn en besloot door te varen, omdat veel tijd om te beslissen er niet bij was.

Maar al snel bleek dat de beslissing helemaal niet aan mij was. Het hek viel dicht, en ik zat opgesloten. Plotseling sprongen van overal soldaten tevoorschijn, waaronder ook hun kapitein, namelijk niemand anders dan Willem. De persoon die zogezegd zoveel plezier had in het filosoferen met mij. En nu hield hij mij tegen. Al zag dit alles er inderdaad vrij verdacht uit. Maar hij gaf me niet eens de kans om mezelf te verdedigen. Hij beschuldigde mij onmiddellijk van poging tot moord op Bentois. Hij zie dat hij me al lang op het spoor was en dat ik een smokkelaarster was. Hoe durfde hij!

Maar hij had kennelijk iets gezien dat zijn argument zou ondersteunen. De kisten die bij mij in het bootje lagen, brak hij open, en hij haalde er verscheidene wapens uit. Wapens die ik nog nooit eerder had gezien. Ik was stomverbaasd en wist niet wat ik moest zeggen. Was ik er ingeluisd? Ik probeerde toch tot Willem door te dringen. Ik zei dat een Tsa-priesteres zoiets nooit zou doen., en dat ik enkel maar Bentois probeerde te helpen omdat iemand hem kennelijk dood wou. Die lieve Willem geloofde me niet, en op dat moment kon ik niets anders dan hem waarlijk verachten. Hij geloofde me niet? Goed, dan zocht hij het zelf maar uit.

Hij vertelde me dat een Praios-geweide was gearriveerd om mij en mijn reisgenoten terecht te stellen. Ik was zo ongelooflijk kwaad. Stilletjes vervloekte ik hem. Ik vroeg wat er nu zou gebeuren met Bentois, want hij lag nu eenmaal nog steeds op sterven. Hij antwoordde zeer nors dat de Praios-geweide er wel voor zou zorgen. Dit stelde me een beetje gerust omdat een geweide van Praios niets zou doen om Bentois de dood in te helpen,… toch? Ik werd terug weggevoerd en weigerde om een woord te zeggen of Willem zelfs maar aan te kijken. Ik was nog nooit zo diep beledigd! Hij bracht me terug naar de kamer waar ik eerst had gezeten. De ontsnappingspoging was voor niets geweest. Ik dacht dat ik in een flard iets had gezien van Ayla, maar ik kan me vergist hebben.

Ik kwam terug in de kamer en de deur was op slot gedaan. Dus zat ik er helemaal alleen. Dit duurde – spijtig genoeg - niet lang. Ayla en Thenaka werden niet veel later ook binnengebracht. Nu was Eyvin de enige die nog op vrije voeten rondliep. Misschien kon zij nog de oplossing brengen? Wat maakte het ook uit? Ayla en Thenaka waren binnengebracht door een Praios- geweide. Dus dit was die befaamde man? Hij leek een zware slag op zijn gezicht te hebben gekregen. Hij ondervroeg ons. Hij wou feiten weten, wou een bekentenis. En wij probeerden hem te overtuigen dat Jolein diegene was die hier achter zat. Dat zij opgezet spel aan het spelen was. Ook vroegen we aan hem gewoon een wonder te doen dat wij de waarheid zouden spreken, maar hij zei dat hij dit niet zomaar deed.

Geweldig. Dit betekende dus niet dat we al te veel hoop moesten hebben.


XXIII Het recht dat zegeviert

Veel zinnigs konden we de geweide niet meer vetrellen, omdat hij ons toch niet wou geloven – al had ik heel vaak de indruk dat hij dit echt wel wilde – en hij vertrok om wat meer dingen te gaan onderzoeken, zoals de wijnflessen die Jolein ons had aangesmeerd. Maar niet na ons te hebben verteld dat Bentois dood was. En dit keer echt. We praatten niet veel meer. Iedereen zat met zijn eigen gedachten in de knoop. Ik zou waarschijnlijk niet terecht worden gesteld. Mijn karma zou me worden ontnomen, waardoor ik niets meer zou kunnen doen. Maar mijn reisgenoten, die ten slotte al mijn vrienden waren geworden, zouden een verkeerde uitslag niet overleven, en dit zou ik mezelf nooit kunnen vergeven.

We hoorden buiten een paar keer een luid geluid, en dan een gestommel. Ik had geen idee wat er aan de hand was, maar het was een welkome afleiding van mijn gedachtegang. De geheime gang ging ook niet meer open. Misschien wou onze bevrijder niet nogmaals zijn leven maken omdat wij een fout hadden begaan. Dit begreep ik. Maar toen ging onze gewone deur open. De deur waarlangs we naar binnen waren gekomen. Spijtig genoeg echter, kwam Willem binnen. Hij vertelde ons dat hij ons wilde laten gaan. Dat hij diep teleurgesteld was, en zeer bedroefd over ‘onze daden’ – hoe durfde hij! - maar dat hij ons wilde laten gaan, en ons nooit meer wilde zien. Met elk woord dat hij zei werd ik alleen maar kwader. Als hij ons niet geloofde, waarom zou hij ons dan laten gaan? Het klopte niet. Zijn motieven klopten niet. Het was gewoon een andere bal. Maar dit keer zou ik er niet meer intrappen.

We stuurden Willem even naar buiten om het voorstel te bespreken, al had ik al lang besloten, en kwamen uiteindelijk, en na zeer kort overleg, tot het besluit om zijn voorstel af te slaan, en af te wachten. We hadden ons eigen plan. En we geloofden in onze eigen onschuld. Ik geloofde nog in wat recht er nog over was. We riepen Willem terug binnen en vertelden hem ons besluit. Hij was verbaasd en vertelde ons dat hij ons zou helpen want – oh wonder boven wonder – plotseling geloofde hij ons toch. Spijtig voor hem, maar het was te laat. Bentois was dood, omdat hij me had belet de man te helpen. Onze beste getuige, en beste kans op overleven was er nu niet meer, en dit alles omdat de kapitein van de wacht eventjes in een dipje zat. Ik mengde me niet in het gesprek dat toen volgde. Ik luisterde enkel.

Ons plan werd besproken. Thenaka en Ayla vertelden hem het echte verhaal, wat er echt was gebeurd. Ze vertelden hem wat voor bewijzen er zouden kunnen zijn, wat er zou kunnen gebeuren, en dat ik een zegening zou kunnen doen waardoor een eed zeer waarheidsgetrouw zou blijken. Thenaka vroeg nog aan Willem om Eyvin te roepen, en als hij haar vond, haar bij ons in de kamer te brengen. Toen was het gesprek afgelopen. Willem zei geen woord meer tegen mij, en ik vond het best zo. Niet lang daarna, werd Eyvin inderdaad bij ons binnen gebracht. Ze was blijkbaar niet ver weg geweest. Toen besloten we te gaan slapen. De volgende morgen zou de beslissende dag zijn. Het kon het einde zijn van een kortverhaal, of een kleine blokkade op de weg. We zouden wel zien, … de volgende morgen.


…………………….

We werden al vroeg uit onze kamer weggehaald, en naar het nu wel zeer vertrouwde binnenplein gebracht. We werden alle vier op een stoel geplaatst zodat iedereen ons goed zou kunnen zien. De galg stond al klaar. Onze namen en misdaden werden afgelezen. Vreemd, ik had niets gehoord over hoe Ayla de Praios- geweide had geslagen. Hoe was ze daartoe in staat geweest? Normaal gezien was ze zo kalm en slim. Nu goed, dit was echt niet de prioriteit. Jolein was duidelijk te zien. Ze zat arrogant te wezen in het publiek, naast de Praios – geweide.

We kregen nogmaals de kans om onszelf te verdedigen. Eyvin mocht beginnen. Vele zei ze niet. Hoe had ze het ooit allen gered, ik weet het niet. Dan mocht Ayla. En hoe statig ze stond, hoe goed ze begon. Allereerst, vroeg ze aan mij om een eedzegening te doen. Natuurlijk had ik daar mijn karma wel voor over. Ik zegende haar, zodat de Praios- geweide het goed kon zien, en ze begon. Het hele verhaal vertelde ze in geuren en kleuren. Ze legde alles uit, zodat het goed verstaanbaar was, en beschuldigde Jolein van verscheidene dingen. Jolein zei plotseling dat al de beschuldigingen vals waren. Ayla grijnsde en vroeg aan de geweide, of hij niet had gezien hoe ik Ayla had gezegend. De geweide leek de waarheid door te hebben en richtte zich tot Jolein. Hij vroeg haar statig waarom ze loog, waarop ze zich zeer defensief opstelde. Ze zei dat zij niet diegene was die terecht stond. Ze had e rniet verder naast kunnen zitten. De geweide verrichte een wonder, waardoor Jolein de waarheid wel moest spreken.

Oh, hoe ze op de rooster werd gelegd, het was wonderbaarlijk. Antwoord na antwoord proefden we de heerlijke waarheid en kregen we het echte, eigenlijke verhaal. Eindelijk wisten we nu wie er echt achter alles zat, met zekerheid. Het verhaal kon niet meer omgebogen worden. En uiteindelijk werd ze tot onthoofding veroordeeld. Maar dit was niet genoeg voor Ayla. Ze eiste opknoping waarop werd gereageerd dat Jolein nog steeds een adelvrouwe was. Dit ook niet lang meer. Haar titel werd haar bruusk ontnomen, en ze werd tot opknoping veroordeeld. Dit gebeurde dan ook onmiddellijk. Ik was Ayla ontzettend dankbaar. Ze was een zeer goede redenaarster. Ook werd Hendrik Lagae terug als rechtmatige eigenaar van het landgoed benoemt, waarmee onze missie was geslaagd. We kregen officiële papieren als bewijs mee. Onze straf werd kwijtgescholden en we werden onschuldig verklaard met uitzondering van Ayla die nog steeds een Praios- geweide had geslagen.

Haar straf zou zijn, vijf zweepslagen. Thenaka – die met de dag edelmoediger wordt - bood aan om deze zweepslagen voor haar in ontvangst te nemen, maar dit mocht niet, en Ayla kreeg ze – op eigen verzoek – diezelfde avond nog in ontvangst, zodat we de volgende morgen weer vroeg zouden kunnen vertrekken. Ver weg van Horazië, zodat we hier nooit meer naar terug zouden moeten keren. Van Willem nam ik geen afscheid. Hij verdiende het niet. En zo keerden we terug.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimedo nov 22, 2007 8:39 pm

IIX IV Eén probleem weg, twee in de plaats

We kwamen eindelijk terug op bekend terrein terecht. Het bos waar we een tijdje in hadden rondgedwaald doemde op en we gingen er zonder enige vrees in. Het duurde niet lang voordat we nogmaals werden tegengehouden door een paar rovers, die geld eisten. We lieten hen de brief van Hendrik zien die getuigde dat wij te vriend waren en niets moesten betalen. We vroegen ze ook ineens om ons naar Hendrik te brengen, en dat we goed nieuws hadden.

Ze luisterden onmiddellijk zonder er zelfs maar verder bij na te denken en brachten ons naar hun rovershol. Het paswoord “Jolein le Freu” was nog steeds gangbaar, en ik bedacht me dat we best konden verzwijgen dat Hendrik’s geliefde dood was. Hoe hij ooit van haar had kunnen houden blijft een raadsel. We werden gebracht naar de schermzaal waar Hendrik weer bezig was met iemand in de pan te hakken. Toen hij ons zag leek hij tamelijk verbaasd en stopte het duel waarna hij op ons afstapte. Thenaka kondigde aan dat we zijn landerijen hadden teruggekregen. Als bewijs toonde hij het document dat we hadden meegekregen. Hendrik kon het blijkbaar niet geloven. Hij nam ons mee naar de gang van de gouden valk en naar de kamer die zich daar bevond.

De kamer zat stapelvol documenten. We vertelden hem dat Bentois dood was, dat zijn naam was gezuiverd en dat hij – zodra hij terugkeerde naar Horazië – terug bezit kon nemen van zijn landerijen. Hij was zeer opgetogen en beloofde ons dan ook onmiddellijk de roversbende te stoppen. De ondergrondse gangen zouden worden leeggehaald, en de mensen zouden elders naartoe gaan. We vroegen nogmaals wie de havik nu was, maar Hendrik leek hier echt niets van af te weten, dus moesten we maar verder op onderzoek uit.

Het maakte niet uit, we konden terugkeren naar de baron. Het goede nieuws zou hem goeddoen. Hij zou geen tol meer moeten vragen aan reizigers en niet meer zoveel soldaten inhuren. Zo zij het. We namen afscheid van Hendrik, na een beetje met het idee te hebben gespeeld om de ondergrondse gangen als onze basis te gebruiken, en vertrokken weer naar schaduwgrond, waar de baron nu waarschijnlijk aan het wachten was op ons. Onderweg lieten we een paar keer het papiertje zien dat de baron ons had meegegeven, zodat we geen tol hoefden te betalen, en kwamen uiteindelijk weer aan in Schaduwgrond, bij het huis van de Baron, Marcus en Elise. We gingen naar binnen.


We werden onmiddellijk tot bij de Baron gebracht. Hij zat voorovergebogen achter zijn bureau, en keek vermoeid op toen we binnen kwamen. Hij leek tamelijk verbaasd om ons te zien. Thenaka vertelde hem over wat we gedaan hadden, en hij was zeer opgetogen. Hij vertelde dat hij dus meer mensen kon missen tegenover de goblins. …, Goblins? Hij vertelde ons dat de goblins onrustig waren en dat ze elk moment het dorp konden aanvallen… wat ze nog niet hadden gedaan. Maar om zeker te zijn, wilden ze de Goblins uitmoorden. Ik vond het een vreselijk idee.

Tijdens ons gesprek bleek dat de baron veranderd was. En zeker niet op een goede manier. Ayla ging op een bepaald moment tegen hem in en de baron dreigde ermee haar te vermoorden, en mij liet hij ook niet gespaard van bedreigingen. Ik was onthutsts. Na alles wat we hadden doorstaan, wat we hadden gedaan voor hem, bedreigde hij ons met de dood, zonder zelfs maar te laten merken dat hij zelfs maar een beetje dankbaar was. Vroeger was hij zeer timide en stil. Hij zou nooit een bedreiging hebben uitgesproken. En eerlijk gezegd, vond ik de huidige baron geen leuke persoonlijkheid. Ik had medelijden met Elise.

Thenaka en Ayla wilden op onderzoek gaan om te kijken of ze iets konden vinden van de goblins, om een strategie te beslissen. Ik kon niet geloeven dat ze dit deden. Goblins waren niet gewoon beesten, zoals de baron suggereerde, het waren mensachtigen. Ik wou echt niet meegaan en besloot bij de baron te blijven, die me niet veel later inviteerde om mee te gaan om een Rondra - geweide te begroeten. Dat zag ik nog wel zitten. De baron vroeg mij dan later of ik niet mee met de geweide de mis wou voorbereiden en de krijgers zegenen. Ik zei dat ik dit niet wilde doen. Ik zou geen mensen zegen die onschuldigen gingen afslachten. De baron noemde mij alleen maar een vreemde TSA – geweide.


IIX V Begin van een wreed plan

Ondertussen waren er wel een paar andere dingen te doen. Ten eerste had Elise zich opgesloten op haar kamer. De baron had zich tot mij gericht om op mij een beroep te doen. Ik vond het vrij grof omdat hij voorheen een paar dreigementen naar mijn groep en dus ook mij had geslingerd, maar omdat het ook over Elise ging, stemde ik toe om een kijkje te gaan nemen. Ik ging naar haar kamertje toe waarvan de deur inderdaad op slot zat. Ik klopte aan en kreeg geen antwoord. Ik klopte nogmaals en vermelde wie ik was. Na een tijdje ging de deur open. Elise keek me met betraande ogen aan. Ik vroeg haar wat er mis was en ze vertelde me dat Marcus haar had geslagen.

Ik kon het zeer moeilijk geloven. Marcus bekeek Elise als zijn eigen dochter, en dus zou hij haar nooit zomaar slaan. Maar ja, je weet nooit… Ik vroeg waar Marcus was en Elise zei dat hij in zijn studeerkamer zat, en dat hij haar had geslagen terwijl ze gewoon kwam opdagen voor haar dagelijkse les. Ik liet het arme kind in haar kamer en ging naar Marcus. Ik klopte aan en hij antwoordde niet. Ik klopte nogmaals en hij vertelde me om weg te gaan. Dus ging ik gewoon de kamer binnen. Wat mij onmiddellijk opviel was een pilaar waarover een wit laken was gegooid. Marcus was zeer kwaad. Hij vroeg wat ik kwam doen. Ik liet me echter niet zo gemakkelijk afsnauwen, en vertelde hem dat Elise kapot was van het feit dat hij haar had geslagen.

Hij leek er amper spijt van te hebben en zei dat hij nu eenmaal geen tijd ad voor onnozele kinderen. Ik was verontwaardigd. Ik zei hem dat ik dacht dat Elise als een dochter voor hem was. Hij leek hierdoor toch een beetje aangeslagen. Hij antwoordde dat dit zo was. Ik zei hem dat hij zich onmiddellijk moest gaan verontschuldigen want dat Elise had gezegd dat ze dood wou. En al was ze nog maar een onschuldig kind, ik kon niet zeker weten of e dit nu wel of niet meende. Marcus twijfelde. Maar ik kon hem overtuigen. Ik moest wel ondertussen voor zijn deur de wacht houden, en hem vertellen of er geluid was geweest wanneer hij terugkwam. Ik vond et een vreemd verzoek, maar kom. Ik kon zelfs mijn nieuwsgierigheid bedwingen en was niet gaan kijken wat er onder het laken zat.

Uiteindelijk kwam Marcus terug, en ik kon hem vertellen dat er niets vreemds was gebeurd. Hij ging zijn kamer weer in, en ik kon vertrekken. Net op tijd om de Rondra- priesteres te gaan ophalen.

We gingen naar de Rondra – geweide die mij onmiddellijk een vreemd geval vond. Echt alle andere geweiden hebben iets tegen mij, denk ik. Ook zij vroeg of ik mee de mis wou zegenen, en nogmaals moest ik weigeren. Tot ze mij overtuigde door te zeggen dat – als TSA niet akkoord zou gaan – de zegening toch geen baat zou hebben. Goed, daar had ze wel een punt. Ik ging dus mee naar de tempel en bereidde met haar de mis voor.

Uiteindelijk ging ik naar buiten, en ik zag Thenaka naar binnen gaan. Ze waren dus teruggekeerd. Was ik zo lang weggeweest? Ik ging binnen bij de baron en zag Ayla. Ze hadden blijkbaar Goblins gevangen genomen om de volgende dag te kunnen volgen. Smerige truc, maar goed.

We gingen eten, en ik merkte op dat Marcus – die toch kwam opdagen - bloed aan zijn mouw had hangen. Ik vroeg hem er niet naar. Het was een vrij gezellige bedoening, en er werd amper gepraat over de goblins en bepaalde plannen die waren gemaakt…, wanneer Dydan plotseling de behoefte voelde om iets dom te vertellen, dus zei hij zomaar tegen Elise dat ik op Marcus verliefd was. Ik was stomverbaasd. Er was geen enkele aanleiding waarom hij zoiets zou kunnen zeggen. Wat meer was, het was geen waarheid. Elise vroeg er verder naar, maar ik besloot wijselijk om mijn mond te houden. Stilletjes vervloekte ik Dydan en zijn vreemde hersenkronkels. Na het eten werd vergaderd over de goblins. Omdat werd aangenomen dat ik geen deel wou uitmaken van deze vergadering werd ik gedegradeerd tot babysitter en moest ik met Elise gaan spelen.

Dit duurde echter niet lang, en uiteindelijk kwam iedereen naar buiten en werd mij het plan uitgelegd. We zouden gaan kijken waar et kamp van de goblins lag, hoeveel er nu juist waren, en gewoon verder observeren. Mij werd er beloofd dat er geen slachtoffers zouden vallen. Maar om niet gezien te worden moest ik nieuwe kleren aan, net als iedereen. Dit kon ik wel aanvaarden. Het was eens iets anders.


IIX VI Chaotische gebeurtenissen

We vertrokken al redelijk vroeg. We sprongen op onze paarden en vertrokken, op zoek naar het dorp van de goblins. Zo’n 2 uur reden we het bos in, toen we eindelijk enige nijverheid zagen. Het eerste dat opviel was een grote houten omheining die zeer sterk leek. Daarvoor waren verscheidene goblins een greppel aan het graven. Dit was een zeer slimme oorlogstactiek. Het bewijs dat ze niet dom waren. Thenaka wou ook zien wat er binnen te zien was en klom een heuvel op. Na een tijdje kwam ij weer naar benden om ons te vertellen dat er binnen vooral vrouwen en kinderen waren. Misschien nog een paar soldaten. Maar wat opviel was dat er drie mannen in zwarte mantels, duidelijk van menselijke afkomst, aan het praten waren met de goblins.

Onmiddellijk na deze vreemde ontdekking, gingen de poorten van de omheining open en kwamen er goblins tevoorschijn die ons aanvielen. Onze paarden waren veel sneller dan hun korte beentjes, dus stormden we weg. Op een bepaald punt, splitsten we zeer ongelukkig op. Ik en Ayla reden een bergwand tegemoet, en verloren de rest uit het oog. De goblins volgden ons echter niet meer. In de rotswand waren verscheidene holen. Ayla wou verder gaan kijken, maar ik mocht niet mee. Misschien maar goed ook, omdat ik vrij vele last heb van hoogtevrees. Wat er toen gebeurde was echter heel erg vreemd. Ayla klom zonder enige moeite de berg op alsof de rand tegen haar handen bleef kleven, alsof het niets was. Ik bleef haar nastaren tot ze in een hol verdween. Ze had mij gezegd terug te keren, dus deed ik dit ook.

Ik moest een tijdje terugrijden. Een heel lang tijdje zelfs, tot ik eindelijk terug bij de hertog aankwam. Blijkbaar waren de soldaten en de aanvallende goblins elkaar tegengekomen en hadden ze een zware strijd geleverd. De slag was gewonnen, maar wel amper. En spijtig genoeg was Jimmy om het leven gekomen. Hendrix was er kapot van. Het moraal was dan ook benden alle peil op het einde van de dag. Ik kon het niet begrijpen. Waarom zouden goblins plotseling aanvallen. Waarom? Ze waren nu hoe dan ook niet meer veilig. De baron zou ze uitmoordden. Dit wist ik zeker. Ze hadden dan ook veel verdriet achtergelaten. Iedereen ging redelijk vroeg slapen, na nog een vergadering waar ik absoluut niet bij mocht zijn.

....

De volgende dag werd er vreemd nieuws aangekondigd. Marcus, de oude, wijze en eens machtige tovenaar, was als een onhandige page over zijn eigen voeten gestruikeld en van de trap gevallen, waarbij hij zijn nek had gebroken en was gestorven. Nu kan je me zeggen wat je wilt, maar iets daarin klopt niet. Spijtig genoeg was Marcus echt wel dood en kon er niet veel gevraagd worden. Ik wou echter onmiddellijk meer weten. Ik ging naar zijn studeerkamer, samen met de rest, en vond daar uiteraard verscheidene boeken. Eén van deze boeken lag open op zijn bureau. Ik nam het mee. Het leek mij belangrijk. De pilaar die er eerst had gestaan was nu weg, het witte laken op de grond.

Ik kon niet lezen wat er in het boek stond. Het was een vreemde, oude taal. Maar, Elise kreeg les van Marcus. Hij leerde haar lezen en schrijven, en ik dacht dat het misschien nuttig kon zijn om haar te vragen of ze het kon lezen. Het nieuws over Marcus zou ik liever nog even geheim houden. Ik ging dus haar kamer binnen, begroette haar, en toonde haar de bladzijde van het boek dat open had gelegen. Elise… kon het lezen. Dus toch. Wat ze kon vertalen, vertaalde ze voor mij:

De wegen moeten bewandeld worden omdat ze …?.... Wegen zijn. Bovendien is het bewandelen van de wegen, de enige manier om ervoor te zorgen dat de Nustroefoe (Ik wist dat dit de 10- gehoornde demon was, die rondwandelt in de Limbus. Hij verscheurt iedereen die hij tegenkomt.) te ontwijken. Bevechten kan niet want zelfs Santivaf (Demon, vastgeketend aan het schip des tijds. Bewaakt de tijd.) kan niet tegen hem op. De drie manieren van overleven:
1) Een gecombineerde Armatrutz en Gardianum die spontaan limbus gemodificeerd is.
2) Door een onwetendheidsluier
3) Snel genoeg wegkomen (tovermatrix: wandelen in de Limbus)

Ik vertelde Elise dat ik onder de indruk was van haar kennis. Ze vertelde me dat ze ook veel talen sprak. Ik dacht – omdat ik toch al zoveel geluk had gehad – haar te vragen of ze ook goblins kon. Dit kon ze. Ik vond het vreemd. Ze had de taal geleerd van Marcus, maar Marcus zij dat hij geen goblins kon. Waarom had hij dit dan gezegd?

Niemand wou zich hier echter op focussen. Wat nu uitmaakte was het uitroeien van de goblins. Ayla was ook teruggekeerd, dit kort na mijn terugkeer, maar ze repte geen woord over wat er was gebeurd, enkel dat ze de locatie had gevonden van verschillende mannen in het zwart. Blacharas- “geweiden”. Omdat we deze ook hadden gezien in het dorp van de goblinnen werd besloten dat er wel eens een ingang vanuit deze schuilplaats, zou kunnen leiden naar het dorp en omgekeerd. Deze geweiden waren veel gevaarlijker en moesten uitgerookt worden. In het dorp zou er toch niet veel meer over zijn van manschappen en zo, dus konden we gemakkelijk infiltreren. De baron had zijn leger onder Thenaka’s bevel gezet. Misschien een slimme zet, misschien ook niet.

We gingen hoe dan ook op pad. Ons eerste probleem bleek de weg terug vinden te zijn. We probeerden dit en gingen los de verkeerde kant uit, waardoor we een hele dag hadden misgelopen. Vrij beschamend en oerdom, maar goed. De tweede keer ging het al veel beter. De rotswand was snel teruggevonden, en we klommen met een aantal manschappen naar boven. Hier en daar maakten sommige manschappen touwladders vast. Ik wou dit niet doen. Veel te hoog, veel te gevaarlijk. Plotseling viel er iemand vrij diep naar beneden, en bleef daar liggen. Angstwekkend. Iemand ging in zijn plaats verder en bevestigde een ander touwladder. Goed. We gingen verder en lieten iemand achter bij de gewonde. We kwamen uiteindelijk in een grot die uitliep op een soort van klein meer, waar je onderdoor kon zwemmen. Hoogstwaarschijnlijk om in een andere ruimte terecht te komen. Maar we wachtten daar. Thenaka en Ayla waren immers een paar dingen gaan regelen in het goblindorp, samen met het merendeel van het leger.

Uiteindelijk zagen we een grote zwarte rookpluim, en niet lang daarna, kwamen Thenaka en het leger terug naar de grot. Ze vervoegden ons met niet al te blijde gezichten. Het was dus niet gelukt. Veel wou Thenaka niet zeggen, maar er was geen geheime ingang gevonden. Het uitroken van de zwartgeklede mensen was dus niet gelukt. Er werd voorgesteld om gewoon de ruimte te betreden en een aanval te doen. Dit zag ik niet zozeer zitten. Maar iedereen ging. En ook al ging ik niet akkoord met de gang van zaken, ik had niet veel zin om alleen achter te blijven. Wat kon ik immers doen? Dus dook ik achter de rest aan, de nieuwe ruimte binnen.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimezo dec 23, 2007 3:25 am

IIX VII In de val

Er was echt niets te zien. Geen mens, geen ziel, geen muis, niets. Enkel een verminkt lichaam in een hoekje, en een ander op een altaar. We zagen tevens een dode kraai. Zeer vreemd. Nergens waren er andere ingangen, deuren, gangen, of wat dan ook. Er was niets te zien of te vinden. Alles was leeg en verlaten. Zeer, zeer vreemd. Wat konden we anders doen dan teruggaan? Dus deden we dit ook. Althans, nadat één of twee soldaten waren vertrokken naar de grot,… kleurde het water rood. Het was een val. Ik wist het wel! Maar luisteren ze ooit naar mij? Nee. Wat konden we doen? Als we er één voor één doorgingen, stierven we. Het water moest weg.

Plotseling hoorden we stemmen. Ze bevalen ons om tevoorschijn te komen. Als we dit niet deden, dan zouden ze een bepaald meisje kwaad doen, haar misschien vermoorden. Natuurlijk was dit meisje Elise.

Ik stelde Hendrix voor – die was meegekomen om Jimmy te wreken – om een vuurbal op het water te gooien, zodat dit verdampte. Zo konden we terug door. Ik wist goed genoeg dat magiërs niet al te veel spreuken konden doen. Maar het was dit of één voor één doodgaan. Hendrik deed wat ik had gevraagd, en het water verdampte. Zo stormde iedereen op iedereen. Er werd gevochten, geslagen, getrapt, mensen werden uit de grot naar beneden geduwd om zo beenderen te breken of te sterven. Het was een waar bloedbad. Elise werd veilig in ene hoekje gedrongen. We waren aan de winnende hand. Waren. Tot plotseling één van de Blacharas- geweiden, het grappig vond om een demon op te roepen, en dit ook deed.

De slachting werd erger. We stonden tegenover een gigantisch beest, extreem sterk en zeer moordlustig. Iedereen werd in de pan gehakt. Zelfs Thenaka en Ayla moesten snel het onderspit delven. Alle hoop leek ijdel. Maar toen kwam ook de baron tevoorschijn. Hij leek machtiger dan ooit. Nooit had ik bij onze eerste ontmoeting gedacht dat de man zo sterk uit de hoek kon komen. Hij incasseerde zware klappen, weerstond de griezelige blik van de demon en deelde harde klappen uit aan het beest, tot het uiteindelijk ineen stortte.

We hadden gewonnen. Als je et zo kan noemen. De baron vertelde dat Schaduwgrond in as lag. Het was aangevallen, terwijl het leger natuurlijk bij ons zat. Ons leger echter, was ook nagenoeg uitgeroeid. Een handvol was overgebleven. Elise was ongedeerd, maar had meer dan een klein trauma opgelopen. De overlevenden waren zwaargewond en hadden onmiddellijk medische aandacht nodig. Wat de toekomst ons ook bracht, Schaduwgrond was er niet klaar voor.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimedo jan 24, 2008 8:57 pm

IIX VIII Ayla van Schattengrond

We bleven die nacht weer overnachten bij de baron. Het hele dorp was aan het rouwen, en dit was uiteraard wel te begrijpen. Elise was nog steeds een beetje in shock, maar ook dit was begrijpelijk. We bleven in het huis van de baron, een beetje niets doen, toen er plotseling een hoorn shalkte. Verschrikt gingen we kijken. Als we weer werden aangevallen, gingen we eraan. Er was geen enkele manier meer om het dorp te verdedigen.

We keken toe oer er plotseling een gigantisch leger op ons kwam afgestormd. Ze reden trots en voornaam, en leken mij niets kwaadaardigs in de zin te hebben. Ik was ervan overtuigd dat het een leger was, gezonden om ons te helpen. De baron bleef echter vrij achterdochtig. We gingen naar beneden om het leger te verwelkomen dat nu al door de straten reed. Het leger leek de vlaggen van Rondra te dragen. De baron leek plotseling iemand te kennen van het leger, namelijk de aanvoerster, geheten: “Ayla van Schattengrond”. Dankbaar verwelkomden we ze, al leek deze Ayla niet bepaald zeker wat er aan de hand was. Ze vroeg ons wat er was gebeurd, en waarom Schattengrond zo in puin lag. De baron nodigde haar uit om binnen te komen, om dan alles uit te leggen. Ayla accepteerde maar vertelde dat ze niet veel tijd had en dat ze eigenlijk ergens anders naar op weg was.

We legden alles aan Ayla uit tijdens het eten. De stemming was zeer bedrukt, en Ayla was helemaal niet blij. Ze besloot ook om een klein deeltje van haar leger bij ons achter te laten, onder leiding van ene Brutus. Onder et eten werd mij ook gevraagd of ik Elise niet wou onderwijzen nu dat Marcus er niet meer was. Maar ik zag dit niet zitten. Ik was nog niet klaar met reizen, en daarbij zou ik nooit zoveel kunnen vertellen als Marcus. Ik dacht zelfs dat Elise al aan mij les zou moeten geven, dus wees ik het voorstel beleefd af. De nacht was al gevallen, en iedereen was moe, dus besloten we om te gaan slapen. Elise vroeg me of ik niet bij haar wou gaan slapen, en ik stemde toe. De slaap kwam die nacht heel erg snel.


IIX IX Ontmaskerd

De volgende morgen was ik onderweg naar de ontbijtzaal toen ik plotseling op Karel, de penningmeester botste. Hij gluurde gemeen naar mij vanachter zijn gigantische haviksneus en liep toen verder. Die man was echt niet blij dat we met de baron zijn geld waren gaan lopen. Ik kwam terug samen met de groep die het ook op hun heupen kregen van Karel. Zo kwamen we een beetje over hem te roddelen, en bemerkten toen dat hij inderdaad wel een opmerkelijke neus had, en dat we verwachtten dat de Havik er ook zo één zou hebben. Toen kwam de wel zeer late realisatie. Misschien was Karel helemaal niet kwaad om het goud maar omdat we de rovers hadden weg gekregen, en dat niet alleen. De mogelijkheid dat hij de havik was, bleek plotseling wel heel groot als je bedacht dat hij vanuit zijn positie wel heel veel kon regelen.

Eerst wouden we hem vangen om hem dan te ondervragen. Maar natuurlijk was er altijd het risico dat hij de havik niet was, en dan zouden we wel heel veel uit te leggen hebben. Daarbij ging ik niet helemaal akkoord met het ‘ondervragen’ deel. Ik kende de manier van ondervragen die mijn groep beheerste. We besloten een efficiëntere manier te gebruiken. We hadden namelijk nog een brief, gericht van de havik aan Hendrik. De brief vertoonde het handschrift van de havik, en zo zouden we hem kunnen ontmaskeren. Het was een goed plan. Niet feilloos, maar wel een goed begin. En niemand zou ervoor gewond moeten geraken. Dus gingen we naar de baron om dit plan voor te stellen.

De man zat in zijn kamer, de deur op slot en een wachter voor de deur die ons vertelde dat de baron niet wou gestoord worden. Maar we waren niet alleen koppig, maar ook nog eens nieuwsgierig, en die ene wachtpost aan de deur was veel minder dan we gewoon waren, dus bedreigden we hem een beetje.

We vertelden hem dat we heel belangrijk nieuws hadden, dat we misschien de baron zouden kunnen vangen, en dat als hij ervoor in de weg zou staan, hij er misschien zwaar voor zou moeten boeten. De wachter leek niet al te snugger, en al helemaal niet moedig, dus ging hij snel akkoord en klopte op de deur. De baron antwoordde heel boos dat hij niet gestoord wou worden, maar ach. Thenaka opende bruusk de door en we gingen binnen. We vonden de baron aan zijn bureau achter een gigantische stapel papierwerk. De arme man. Hij keek ons verbaasd aan, maar vroeg ons toch wat we wilden. We vertelden wat we hadden besloten, wie we verdachten dat de havik was en wat we wilden doen. De baron was zeer geïnteresseerd en zei dat we gewoon de boekhouding moesten gaan opvragen aan Karel. Zo konden we heel gemakkelijk het handschrift vergelijken. Zo vertrokken we weer, deden de deur dicht en lieten een verstomde wachter achter.

We gingen naar de kamer van de penningmeester waar nog steeds vele schatkisten te zien waren. Hij was iets aan het schrijven, maar dat maakte ons niets uit. We vroegen hem om ons de boekhouding te geven, omdat de baron er naar vroeg, maar hij protesteerde. Hij zei dat hij net met de boekhouding bezig was, en dat hij die nog niet kon meegeven. Hij bekeek ons extreem nors. We drongen aan maar hij wou echt niet. En hij zei ook dat ij er nog wel een tijdje mee zou bezig zijn. Daar ging ons plan. Terug naar de baron.

We kwamen terug voor zijn deur te staan, en zagen dat de wachter nerveus was. Hij zei ons dat hij ons deze keer echt niet kon binnenlaten, maar we chanteerden hem weer zodat hij uiteindelijk toch zachtjes op de deur klopte. De baron begon te roepen en vloeken, maar we gingen kalm naar binnen en legden hem de situatie uit. Hij vond dit geen enkel probleem en gaf ons een sleutel. Hiermee konden we het archief binnen waar we zeker iets konden vinden dat was geschreven door Karel. We vertrokken weer, de arme wachter voorbij, de trappen af, naar het archief.

Dit archief was vrij ver naar beneden, in een donkere, kelderachtige omgeving. We deden de deur open met het sleuteltje en gingen naar binnen, waar we begonnen zoeken. Nu duurde het niet al te lang voordat we iets tegenkwamen dat was geschreven door Karel zelf. We legden het op een tafeltje met de originele brief ernaast en vergeleken de handschriften. En we kregen gelijk. De handschriften waren identiek! We hadden hem ontmaskerd! We besloten echter om er voorlopig nog niet al te veel heisa rond te maken. Enkel de baron mocht het weten. Maar niet nu. We wilden hem geen derde keer storen. Ondertussen had iets anders mijn nieuwsgierigheid weten te prikkelen.


IIIX Infiltratie

Ayla had nog niet vermeld waarom ze nu met zo’n gigantisch leger door Schattengrond trok. Goed, ik weet dat het helemaal niet mijn zaken waren, maar ik kan er niet aan doen. Ik ben nu eenmaal nieuwsgierig van aard. Dus deed ik wat ik al zo vaak heb gedaan. Ik wandelde naar Ayla’s deur, waar ze beraadslaagde met een paar mensen en luisterde haar af. Zij, de aanvoerder van et leger van het Middenrijk, vertelde dat ze op weg was naar de zwarte landen om ze aan te vallen en te overwinnen. Goed, mijn nieuwsgierigheid was tevreden gesteld, maar ik had geen flauw idee waar ze het over had. Nu goed, het was niet dat ik hulp wou bieden of zo, en ook niet dat ze dit nodig had, dus meer moest ik niet weten.

We hadden een belangrijk punt op onze agenda staan vandaag. We moesten de Blacharas-geweiden vinden, uitroken en gevangen nemen. Ze hadden al genoeg schade aangericht, en we moesten ten alle kosten vermijden dat ze nog meer verkeerd zouden kunnen doen. Dus trokken we erop uit. Ik, Thenaka en Brutus met zijn handjevol mannen. Brutus was zeer zeker van zichzelf. Niet enkel dat, hij was ook een rokkenjager. Ik vraag me af hoeveel klappen hij al heeft gekregen van Ayla, en dan vraag ik me af waarom hij nog leeft. Maar goed, dat terzijde…

Ik en Thenaka trokken het bos weer in als eerste, om de dingen te onderzoeken. Het begon er al akelig bekend uit te zien. Ik dacht bij mezelf dat ik er nadat alles afgelopen was nooit meer naartoe wilde komen. We beklommen de grotwand zonder al te veel problemen, behalve dat ik een keertje naar beneden was gevallen, maar ik heb het overleefd. We kwamen uiteindelijk aan in een grot waar het vrij donker was. We staken beiden een toorts aan en gingen verder. Dieper in de grot hoorden we een zacht gegrom, alsof er een waakhond zat. Vreemd. Toen kwamen we op een plek die groter was en meer open. Onze toorts verlichtte de ruimte en liet zien dat deze vol lag met hooi, en in het midden van de ruimte stond een paal met daaraan vastgeketend een beer. Het dier zag ons en stormde op ons af waarop we naar de uitgang snelden. Een beer valt niet onderuit te lopen. We strompelden onhandig verder, hopend dat de ketting het beest kon tegenhouden tot onze hoop werd versplinterd, samen met deze ketting.

Op dit punt bleef Thenaka moedig staan en trok zijn zwaard. Hij hield het dier in bedwang en vocht er mee alsof het dier hem iets vreselijks had aangedaan. Toen de beer zijn tanden in Thenaka’s arm zette, duwde ik de toorts die ik nog vast had in het gezicht van de beer, waardoor het weer losliet. Ik probeerde Thenaka zo goed mogelijk te helpen, door de gedachte dat wilde dieren bang zijn van vuur, al had deze beer daar kennelijk geen last van. Maar toen, lukte het Thenaka om met een laatste, machtige slag, de beer te doden.

We gingen terug verder in de grot, maar de open plek met het hooi was alles dat er nog te vinden was. Dit hooi was waarschijnlijk voor de beer, al eet een beer technisch gezien geen hooi, maar ach. We gingen terug. Er waren nog meer grotten om te onderzoeken. Dus was dat exact wat we gingen doen. We onderzochten alles, behalve ééntje. Daar geraken was zeer moeilijk, en gevaarlijk. Thenaka had er geen zin in, en ik nog veel minder. Dus besloten we om terug te keren en aan Brutus uit te leggen dat alles er verlaten uitziet, buiten dat er een beer zat die er zeker niet ondervoed had uitgezien.

Zo keerden we terug. Brutus geloofde ons wel maar dacht dat we niet goed genoeg hadden gezocht en besloot om de volgende dag met ons mee te gaan. Goed, dan kon hij de laatste grot onderzoeken. Mwuhaha. Maar voorlopig bleven we nog een nachtje hier. Zo konden we ook een oogje op Karel houden. Hij had blijkbaar nog steeds niet door dat wij hem doorhadden, dus daar was nog niets aan de hand. We hebben wel aan de baron gemeld wat we hadden gevonden en hadden aan hem gevraagd om de volgende dag te vermelden dat we terug naar Horazië gingen, gewoon om Karel op een dwaalspoor te brengen, en te zien wat dat zou geven. Ook vertelde de baron dat Karel vaak naar een donker soort herberg ging en daar mannen in donkere gewaden ontmoette. Maar de baron dacht blijkbaar dat dit iets anders betekende, waar hij liever zijn neus niet in stak. Hij zei dat hij zich niet wou bemoeien met Karel zijn voorkeuren. De baron was veel te naïef naar mijn mening.

Die avond gingen we nog een spelletje dobbelen. Brutus deed mee. Hij leek te willen laten zien hoe geweldig hij wel niet was, dus wou ik hem natuurlijk laten zien dat hij dit verre van was. We zaten rond een tafel met een paar anderen, Thenaka inclusief, en begonnen het spelletje. Nu heb ik altijd al vrij veel geluk gehad in spelletjes, en ik wist dat de Goden mij nu ook niet in de steek zouden laten. En ja hoor, na een paar keer de inzet te hebben verhoogd, wierp ik de laatste dobbelstenen waarna het ineens duidelijk was dat ik gewonnen was. Brutus kon alleen maar afdruipen als een verslagen hond. Ach, een klein beetje leedvermaak kan geen kwaad.

De volgende dag was het gelach gestaakt. We keerden terug naar de grotten. Eén van Brutus’ mannen offerde zich op om de bovenste grot te gaan onderzoeken. Hij slaagde erin en kwam snel terug. Hij wist ons te vertellen dat er een sarcofaag stond. Uiteraard moesten we dit gaan bekijken. We klommen allemaal naar boven en bekeken de sarcofaag. Ik was weer veel te nieuwsgierig en drukte het deksel van de sarcofaag open, waarna er een groen licht uit spoot. Thenaka sloot de sarcofaag weer haastig en zei dat we niet zo onvoorzichtig mochten zijn. Goed, hij had gelijk dus liet ik hem zoeken naar een andere mogelijke weg. Spijtig genoeg voor hem was die weg er niet en was de enige uitweg om inderdaad de sarcofaag te openen.

We deden hem terug open, en wederom spoot er een groen licht uit. We keken erin om een skelet te zien liggen. Naast het skelet lag een boek. Ik was geïntrigeerd en wou het nemen toen het skelet plotseling bewoog. Ik trok haastig mijn hand terug en keek toe hoe het ding zich uit de sarcofaag tilde en naar ons toekwam. Zowel Brutus als Thenaka vielen het skelet aan zonder enige angst, maar een paar van de soldaten vluchtten onmiddellijk weg. Ze waren niet de enigen. Naarmate het gevecht een beetje vorderde vluchtten er steeds meer en meer. Het zag er donker uit. En toch, na een tijdje, sloegen ze erin om het hoofd van het skelet af te hallen waarna het lichaam de grond opzakte. Toen ik zeker was dat het skelet terug dood was, ging ik naar de sarcofaag en nam het boek op. Het heette “Jaarboek 200 bosparasval exel mestru”.

Tegelijkertijd opende er een soort van deur die we onmiddellijk aanvaardden als onze volgende hint. We kwamen dus de volgende kamer in en zagen een berg van goud. Thenaka, moedig als altijd, nam een glorieuze stap, de kamer binnen, waarna hij recht in zijn arm geschoten werd met een klein pijltje. Brutus geraakte er zonder enig probleem. Een soldaat die er al was, kwam er terug af uit schrik en weer werd er een pijltje afgevuurd. Ik verkoos me niet te bewegen. Het pijltje dat Thenaka had geraakt kon niet veel schade hebben aangericht, tenzij het uiteraard vergiftigd was. Als we ons geluk goed kenden, wisten we la dat het vergiftigd moest zijn. De schat kon onmogelijk worden meegenomen, dus lieten we het achter ons omdat daar ook niemand was, maar ik kon toch een boek meegritsen getiteld “Kerkelijke speculaties van de 10”. Ik probeerde nog eventjes te zien of Thenaka vergiftigd was, maar ik kon niets vinden. Hm. Misschien hadden we deze keer toch iets meer geluk


Dit betekende dat de grot met de beer nog de beste en enige aanwijzing was. Waarom zou er anders een beer zitten, behalve dan om ons misschien op een dwaalspoor te brengen? Ik denk niet dat ze zoveel moeite zouden hebben gedaan. We gingen dus terug in de allereerste grot, en deze keer iedereen. Het lijk van de beer was opgeruimd. Slecht nieuws. Nu moesten ze wel weten dat we hier geweest waren. Zwaardsteken vallen namelijk wel een beetje op. Maar we konden nu niet nog eens terugkeren.

Het hooi lag er nog steeds. Thenaka besloot dat hij zin had in een brandje en gooide zijn toorts er middenin. Dit bleek een goed idee te zijn geweest. Het hooi brandde op en liet plots een luik zien dat voorheen verscholen was. Eindelijk, een goed spoor. Ik en Thenaka besloten om eerst te proberen te infiltreren. We openden het luik na een beetje gesjor, zorgden ervoor dat we (en dus ik) niet al te veel opvielen en klommen langs een laddertje naar beneden. We kwamen uit in een schacht met welgeteld 6 gangen. Vele te onderzoeken dus. Van één kant konden we stemmen horen. Dat moest ons eerste doel zijn. We gingen er naartoe – sluipen is hier zeker geen juist woord – en hoorden gelach vanuit een zekere kamer. We keken vanachter een hoek en zagen dat ze aan het dobbelen waren. Iets in mij werd onzeker. Ze gedroegen zich zeer normaal, als alledaagse mensen. Ze hadden geen slecht aura om zich heen, ze deden niets dat er slecht uitzag, ze lachten…
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimevr jan 25, 2008 12:17 am

IIIX I De demon

Ik stelde Thenaka voor om eventjes te proberen met hen te communiceren, dit uiteraard wel onder een dekmantel. Ze mochten me gewoon niet aanraken en alles was in orde. Goed, ik ging ervoor. Ik liep heel casueel op hen af, en begroette hen breed lachend. Ik vroeg of ik mee mocht doen met hun dobbelspel, maar ze bekeken me alleen maar alsof ik een TSA-priesteres was. Stel je voor! Ze vroegen me wie ik was en wat ik kwam doen, dus ik zei dat ik nieuw was. Ze geloofden me kennelijk niet, vooral toen ze vroegen hoe ik gerekruteerd was en ik niet echt een antwoord wist te vinden. Om een lang verhaal kort te houden, waren ik en Thenaka uiteindelijk gedwongen om terug te gaan. We vluchtten naar de trapladder en klommen zo snel mogelijk omhoog. Thenaka gooide af en toe iets naar beneden om belagers af te schudden.

We kwamen uiteindelijk boven aan en staken de touwladder in brand. Diegenen die nog op de ladder zaten verbrandden hun handen en vielen naar beneden. Uiteindelijk volgde de trapladder ook waardoor het complex begon te branden. We sloten het luik en gingen er met z’n allen op zitten. We zouden ze uitroken, volgens plan. Maar plots voelden we iets tegen het luik bonzen. Dat was nauwelijks mogelijk. De ladder was weg. We hoorden een maniakale lach, en de kracht waarmee tegen het luik werd gebonsd versterkte. Ik kon maar één verklaring bedenken, en ik was lang niet de enige.

We sprongen gezamenlijk van het luik weg, en keken toe hoe een demon tevoorschijn kwam. Het was een lelijk schepsel. We lokten het naar buiten onder aanval en verdediging. Er werd ferm gevochten en zoals bij de eerste demon dacht ik dat we het niet zouden halen. Maar eenmaal buiten kon ik ook iets presteren. Iedereen was vrij zwaargewond. Sommigen waren dood. En toen slaagden ze erin om de demon te doden. Het gevecht was afgelopen en ik deed wat ik kon voor de mensen die nog leefden. Ik liet kersenbloesems uit de hemel regenen waardoor iedereen stilaan terug op volle kracht kon belanden. Eindelijk konden we ook dit hoofdstuk afsluiten. Van de Blacharas-geweiden zouden we geen last meer hebben. Nu de Havik nog.
Terug naar boven Ga naar beneden
Dawn
Kind van de Regenboog
Kind van de Regenboog
Dawn


Aantal berichten : 866
Leeftijd : 35
Location : Schoten
Registration date : 25-08-07

Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitimema maa 03, 2008 9:10 pm

IIIX II Ontsnapt

De Havik, ja. Die zat nog steeds bij de baron, in zijn torenkamertje. De tijd van de confrontatie was aangebroken. Dus gingen we – sterk op onze hoede – naar zijn kamer. We openden snel de deur en zagen dat de kamer leeg was. Ik keek uit het raam en zag in de verste verte niets. We besloten om de kamer te doorzoeken naar een teken, een afdruk… wat dan ook. Wat we vonden was een luik. Vreemd. Misschien zat hij daar wel? Met bescheiden voorzichtigheid deden we het luik open. Maar het enige dat we vonden, goed verscholen in de schaduw, was een papiertje. Ik opende het papiertje en erop stond “Ren”.

Onmiddellijk verlieten Ayla en Eyvin de kamer, bang dat er iets zou gebeuren. Ik en Thenaka bleven koelbloedig staan. Er gebeurde toch niets. Hij was dus ontsnapt, zonder een spoor achter te laten. Er viel niet veel meer aan te doen. Maar het was zeker niet het laatste dat we van hem zouden horen. We hadden nu andere zaken waar we ons mee moesten bezig houden, namelijk de piraten en Xeraan. We waren van plan om de piraten te saboteren, en dit door infiltratie. Maar eerst moesten we de baron melden dat de havik weg was. Het ontzette hem. Maar hij was wederom zijn probleem. We konden nu eenmaal niet dingen voor hem blijven oplossen. En één ding tegelijk was al moeilijk genoeg. We konden de havik niet blijven achterna zitten.

Zo vertrokken we naar Harben, omdat we daar een schip konden krijgen om door te gaan met de infiltratie. Thenaka leek hier een beetje tegenop te zien. Onderweg kwamen we een uitgebrand boerderijtje tegen. Een enkele kip liep er nog op het armzalige erf rond. Plotseling werd er naar ons geroepen. Ik was er niet meer verbaasd over. Het ongeluk blijft ons kennelijk achtervolgen. Een paar pijlen werden afgeschoten, waarvan ééntje landde vlak voor mijn voeten. Ayla, Thenaka en Eyvin sprongen in actie. Ik deed… nu ja, niets. Ik wist ook niet goed wat er aan de hand was.


TBC
Terug naar boven Ga naar beneden
Gesponsorde inhoud





Dagboek Empty
BerichtOnderwerp: Re: Dagboek   Dagboek Icon_minitime

Terug naar boven Ga naar beneden
 
Dagboek
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1
 Soortgelijke onderwerpen
-
» Dagboek
» [dagboek]
» Dagboek
» DAGBOEK
» Dagboek.

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
DSASpeelgroep :: Hall of Fame :: Helden die het er levend vanaf brachten. :: Femke-
Ga naar: